ECLI:NL:RBZWB:2025:6180
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen niet-ontvankelijk verklaard
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 oktober 2024. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.956. Tevens werd er € 8 aan belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, en het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag werd afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs. Belanghebbende was niet aanwezig op de zitting, maar was wel op de juiste wijze uitgenodigd. De rechtbank beoordeelt of het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2021 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet, en in dit geval was het bezwaarschrift meer dan een half jaar na de uitspraak op bezwaar ingediend.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij belanghebbende ligt en dat deze niet is voldaan. Daarom heeft de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.