ECLI:NL:RBZWB:2025:6150

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
02-020577-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie na schorsing van voorlopige hechtenis

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte, geboren in 1985, was gedetineerd en had een raadsman, mr. J. van Rooijen. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 3 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, de tenlastelegging presenteerde. De verdachte had diverse vuurwapens en munitie voorhanden, ook nadat zijn voorlopige hechtenis was geschorst. De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de risico's van het ongecontroleerd bezit van vuurwapens. De rechtbank benadrukte de zorgwekkende situatie waarin de vuurwapens zich bevonden, vooral met kinderen in de nabijheid. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen en de voorwaarden voor de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-020577-25
vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ( [land] )
gedetineerd in de [verblijfplaats]
raadsman mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte diverse soorten vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op grond van onder meer de bekennende verklaring van verdachte acht de officier van justitie de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank betreffende de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de feiten bekend, zoals in de bewezenverklaring vermeld. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
Feit 1 en 2:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 3 september 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 35 van het eind-proces-verbaal 2025013490;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 38 van het eind-proces-verbaal 2025013490;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 49 van het eind-proces-verbaal 2025013490;
- het proces-verbaal van forensische opsporing PL2000-2025013411;
Feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 3 september 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 7 van het eind-proces-verbaal 2025149985;
- het proces-verbaal van forensische opsporing onderzoek, pagina 24 van het eind-proces-verbaal 2025149985.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 16 januari 2025 te Tilburg meerdere wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een revolver van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle en
- een pistool van het merk Blow, type TR 92, kaliber Oorspronkelijk 9 mm P.A.K, nu 7,65 mm Browning en een patroonmagazijn passende in dit pistool Blow 92 TR en
- een kogelgeweer van het merk Blaser, type R8 Professional Success, kaliber .30-06 Springfield,
zijnde meerdere vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en pistool,
voorhanden heeft gehad
en
(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 19 centraalvuur kogelpatronen van het merk Maxxtech en Prvi Partizan, kaliber 9 x 19 mm en
- 3 centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 x 19 mm en
- 2 lege hulzen van het merk Maxxtech en Federal Cartridge Company, kaliber 9 x 19 mm en
- 2 centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier en Bellot, kaliber 7,65 mm Browning,
voorhanden heeft gehad;
2
op 16 januari 2025 te Tilburg een wapen van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool van het merk Bruni, type New Police, kaliber 8 mm k(nal), voorhanden heeft gehad;
3
op 11 juni 2025 te Tilburg een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Grand Power, type P1, kaliber 9mm Luger (synoniem voor 9 x 19 mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad
en
(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 5 centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot (S&B), kaliber 9 x 19 mm (synoniem voor onder andere 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering Nederland en onder aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het opleggen aan verdachte van een gevangenisstraf met een lang onvoorwaardelijk deel niet nodig is. Daarbij is gewezen op het feit dat van de aangetroffen wapens maar één wapen ook feitelijk te gebruiken was. Voorts is gewezen op de proceshouding van verdachte en op de gevolgen die deze feiten voor verdachte hebben gehad, namelijk dat verdachte door de detentie bijna alles is kwijtgeraakt. Op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn beperkte strafblad heeft de verdediging verzocht om de reclassering te volgen in het gegeven advies en aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen met de voorgestelde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 16 januari 2025 werd de woning van verdachte doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. Bij die doorzoeking werden meerdere vuurwapens en munitie aangetroffen, waaronder een kogelgeweer in de kruipruimte, een alarmpistool op de zolder en in de zakken van een jas die in de gang aan de kapstok hing, een pistool en een revolver. De rechtbank is van oordeel dat met name het bij de voordeur direct voorhanden hebben twee handvuurwapens een zorgwekkende en gevaarlijke situatie is. Daarnaast vindt de rechtbank het bijzonder verontrustend dat de vuurwapens deels binnen handbereik lagen van de in de woning aanwezige kinderen.
Verdachte is na het aantreffen van die vuurwapens aangehouden en in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is vervolgens na 2 dagen door de rechter-commissaris geschorst onder de voorwaarde dat hij zich gedurende die schorsing niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig zou maken. Gedurende die schorsing werd verdachte echter op 11 juni 2025 opnieuw aangehouden terwijl hij in het bezit was van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Verdachte heeft verklaard dat hij op 16 januari 2025 voor de politie heeft verzwegen dat hij beschikte over nog een vuurwapen met munitie.. Kennelijk maken vuurwapens en munitie deel uit van het dagelijks leven van verdachte en ervaart hij het voorhanden hebben daarvan als iets normaals. De rechtbank is van oordeel dat deze instelling van verdachte op geen enkele wijze is te rechtvaardigen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Het gebruik van dit soort gevaarlijke wapens kan leiden tot geweldsdelicten met dodelijke afloop of zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor het voorhanden hebben van de vuurwapens een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Voor de strafbepaling heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, waarin als oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een enkel vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden wordt gegeven.
In totaal had verdachte twee pistolen, een revolver, een kogelgeweer en een hoeveelheid munitie voorhanden. Daarnaast lag er in zijn woning ook nog een alarmpistool.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat hij blijkens zijn strafblad eerder met justitie in aanraking is gekomen wegens illegaal wapenbezit en dat hij gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis zich wederom van een vuurwapen met munitie heeft voorzien.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat twee van de vier vuurwapens niet geschikt waren om munitie af te schieten. De andere twee waren wel gebruiksklaar, maar van deze was er slechts een waarbij ook de passende munitie is aangetroffen. Ook houdt de rechtbank rekening met de zorgelijke omstandigheden waaronder verdachte is aangetroffen op 11 juni 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies. De reclassering acht het zorgelijk dat er bij verdachte geen sprake lijkt te zijn van gedragsverandering in positieve zin. Het blijft voor de reclassering onduidelijk wat verdachte drijft om ondanks de risico’s wapens in bezit te hebben. De reclassering adviseert dat verdachte een ambulante behandeling krijgt gericht op zijn oorlogstrauma’s en het beheersen van zijn impulscontrole via bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. Verdachte is bereid om mee te werken aan de geadviseerde voorwaarden.
Tot slot houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de grote gevolgen die de doorzoeking en aanhouding op 16 januari 2025 voor verdachte met zich hebben gebracht, te weten het verlies van zijn woning, zijn honden en het niet meer mogen wonen in de woning die zijn kinderen en hun moeder toegewezen hebben gekregen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen.
Verder zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
* dat verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt, waarbij de reclassering contact met verdachte op zal nemen voor de eerste afspraak;
Ambulante behandeling
* dat verdachte zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen (Bijlage II).
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. R. Combee en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 september 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 16 januari 2025 te Tilburg, in elk geval in Nederland,
meerdere wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een revolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle en/of
- een pistool, van het merk Blow, type TR 92, kaliber Oorspronkelijk 9 mm P.A.K, nu 7,65 mm Browning en/of een patroonmagazijn passende in dit pistool Blow 92 TR en/of
- een kogelgeweer van het merk Blaser, type R8 Professional Success, kaliber .30-06 Springfield,
zijnde meerdere vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad
en/of
(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 19 centraalvuur kogelpatronen, van het merk Maxxtech en Prvi Partizan, kaliber 9 x 19 mm en/of
- 3 centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 x 19 mm en/of
- 2 lege hulzen van het merk Maxxtech en Federal Cartridge Company, kaliber 9 x 19 mm en/of
- 2 centraalvuur kogelpatronen van het merk Sellier en Bellot, kaliber 7,65 mm Browning,
voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij op of omstreeks 16 januari 2025 te Tilburg, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te
weten een alarmpistool van het merk Bruni, type New Police, kaliber 8 mm k(nal), voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
hij op of omstreeks 11 juni 2025 te Tilburg, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Grand Power, type P1, kaliber 9mm Luger (synoniem voor 9 x 19 mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad
en/of
(bijbehorende) munitie van categorie III, te weten
- 5 centraalvuur kogelpatronen, van het merk Sellier & Bellot (S&B), kaliber 9 x 19 mm (synoniem voor onder andere 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)