ECLI:NL:RBZWB:2025:6103
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 juni 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een tussenwoning in Breda, vastgesteld op € 257.000 per 1 januari 2023, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Dit oordeel is gebaseerd op de beroepsgronden van de belanghebbende en de onderbouwing van de WOZ-waarde door de heffingsambtenaar, die een taxatierapport heeft overgelegd. De rechtbank legt uit dat de waarde van de woning is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen is gebruikt. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.