ECLI:NL:RBZWB:2025:6102
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de gevolgen voor de onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 10 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 juni 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, vastgesteld op € 491.000 per 1 januari 2023, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd, maar de rechtbank concludeert dat onvoldoende rekening is gehouden met het onderhouds- en voorzieningenniveau van de woning. De rechtbank stelt vast dat de woning, na een renovatie, als gemiddeld moet worden gekwalificeerd, wat niet rechtvaardigt dat de waarde boven gemiddeld wordt vastgesteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar niet heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.
Uiteindelijk bepaalt de rechtbank de waarde van de woning op € 475.000, vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig en verklaart het beroep gegrond. De heffingsambtenaar moet het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.