ECLI:NL:RBZWB:2025:6070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
02-270278-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelicten en beschadiging van een auto

Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 september 2023 betrokken was bij een verkeersincident op de A58 te Roosendaal/Rucphen. De verdachte werd beschuldigd van poging zware mishandeling, het schenden van verkeersregels en het beschadigen van de auto van de aangever. Tijdens de zitting op 28 augustus 2025 heeft de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, waaronder bumperkleven en het rechts inhalen van de aangever, wat gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging zware mishandeling en bedreiging, maar achtte de verkeersdelicten en de beschadiging van de auto bewezen. De verdachte kreeg een taakstraf van 30 uur, te vervangen door 15 dagen hechtenis, en een geldboete van 500 euro, te vervangen door 10 dagen hechtenis. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich niet als een goede verkeersdeelnemer had gedragen en dat zijn gedrag een gevaar voor andere weggebruikers had opgeleverd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-270278-24
vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: een poging zware mishandeling dan wel bedreiging van [aangever] ;
feit 2: het schenden van de verkeersregels waardoor levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, dan wel dat hij door dit handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 3: het beschadigen van de auto van [aangever] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen. Door op de snelweg met aanzienlijke snelheid de auto van aangever [aangever] af te snijden en abrupt te remmen terwijl aangever achter hem reed, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel zou optreden. Ook het onder 2 primair ten laste gelegde feit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft met zijn handelen de verkeersregels in ernstige mate geschonden. Hierdoor is een gevaar op zwaar lichamelijk letsel voor anderen ontstaan. Na het incident op de snelweg zijn aangever en verdachte naar een nabij gelegen parkeerplaats gereden waar verdachte de auto van aangever heeft beschadigd door tegen het portier te trappen. Gelet op de aangifte, de verklaring van [getuige 1] , de verklaring van [getuige 2] en de foto’s acht de officier van justitie feit 3 ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een integrale vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten. De verkeersgedragingen - behoudens het rechts inhalen - kunnen niet worden bewezen, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Onder diezelfde omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat door het handelen van verdachte de vrees op levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Voor de beschadiging van de auto van aangever ontbreekt eveneens wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten vast. Op dinsdag 5 september 2023 omstreeks 09:00 uur reed [aangever] op de A58 ter hoogte van Roosendaal/ Rucphen. Aangever reed in een personenauto van het merk Mercedes voorzien van [kenteken 1] . Verdachte reed ook op de A58. Hij reed in een personenauto van het merk Volkswagen voorzien van [kenteken 2] . Het was druk op de snelweg vanwege de ochtendspits. Aangever reed op de linkerbaan. Verdachte is op enig moment achter aangever komen te rijden en wilde hem passeren. Omdat aangever links bleef rijden heeft verdachte naar hem geseind met zijn lichten en geclaxonneerd. Ook is hij dicht achter aangever gaan rijden. Verdachte is op enig moment naar de rechterbaan gegaan, heeft aangever via de rechterbaan gepasseerd en is voor aangever gaan rijden. Bij het invoegen op de linkerbaan heeft verdachte de auto van aangever geraakt.
Aangever en verdachte zijn vervolgens naar een nabij gelegen parkeerplaats gereden. Aangekomen op de parkeerplaats is verdachte uitgestapt en naar de auto van aangever gelopen. Verdachte heeft op het dak geslagen en een trap tegen het portier van de auto van aangever gegeven, waardoor er een deuk in het portier is ontstaan. Zowel aangever als verdachte heeft 112 gebeld. De politie is ter plaatse gekomen en heeft foto’s van de schade aan de auto van aangever gemaakt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte, nadat hij aangever rechts had ingehaald en hij voor aangever reed, (meermaals) abrupt heeft geremd waardoor de auto van aangever een noodstop heeft moeten maken en aangever op de snelweg met zijn auto tot stilstand kwam. De partner van aangever ( [getuige 1] ) die op 5 september 2023 bij aangever in de auto zat, heeft verklaard dat verdachte een aantal keer hard remde en dat zij daardoor (bijna) helemaal stil kwamen te staan. Haar verklaring dient echter met de nodige voorzichtigheid te worden beoordeeld. Niet alleen omdat zij de partner van aangever is, maar ook omdat zij haar verklaring niet direct ter plaatse maar pas veel later op 28 november 2023 heeft afgelegd en niet valt uit te sluiten dat aangever en [getuige 1] hierover met elkaar hebben gesproken. Tegenover de verklaringen van aangever en [getuige 1] staat de verklaring van verdachte. Hij ontkent stellig abrupt te hebben geremd. Hij heeft er daarbij op gewezen dat, als dit het geval zou zijn geweest, de impact van zijn handelen en de reactie daarop van aangever veel groter zouden zijn geweest. Een en ander vond namelijk plaats tijdens de drukke ochtendspits op een weg waar de toegestane snelheid 100 km/h is. Volgens verdachte zou te verwachten zijn dat wanneer een auto abrupt stil staat op de snelweg een verkeersongeval of op z’n minst file zou zijn ontstaan. Daarvan is echter niet gebleken. De rechtbank heeft, nu overige objectieve bewijsmiddelen ontbreken, ten aanzien van dit specifieke onderdeel van de aangifte niet de benodigde overtuiging verkregen dat de verdachte dusdanig abrupt heeft geremd waardoor de auto van aangever een noodstop heeft moeten maken, dan wel bijna stil kwam te staan.
Feit 1
Verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een bedreiging. Van vol opzet van verdachte op het proberen toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel is niet gebleken. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte met de hierboven vastgestelde verkeersgedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Zoals hiervoor is overwogen komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring dat verdachte zodanig abrupt heeft geremd dat aangever hierdoor een noodstop heeft moeten maken, dan wel (bijna) stil kwam te staan. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de overige vastgestelde gedragingen niet leiden tot het vaststellen van het voorwaardelijk opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel .. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit komt de rechtbank tot hetzelfde oordeel. Uit de aangifte volgt niet dat bij aangever specifiek door het rechts inhalen en het invoegen de redelijke vrees is ontstaan voor enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling . Aangever heeft dit met name gerelateerd aan het remmen en tot stilstand komen. Van een bedreiging is dan ook geen sprake, waardoor verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank spreekt verdachte integraal vrij van de onder 1 ten laste gelegde feiten.
Feit 2
Onder feit 2 is het handelen van verdachte primair als artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 ten laste gelegd Voor een bewezenverklaring hiervan moet worden beoordeeld of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Verdachte heeft de verkeersregels geschonden door te bumper kleven en aangever rechts in te halen Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met dit handelen niet de kans op levensgevaar of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen. Gelet hierop komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van artikel 5a Wegenverkeerwet 1994. De overige vereisten behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Wel is de rechtbank van oordeel dat door het handelen van verdachte gevaar op de weg kon ontstaan. Verdachte had niet zo dicht op aangever mogen rijden en hem niet aan de rechterkant mogen passeren. Vanwege de ochtendspits was er veel verkeer op de weg en verdachte reed, volgens zijn eigen verklaring, omstreeks de toegestane snelheid, te weten 100 km/h. Door zich onder deze omstandigheden te gedragen zoals hiervoor vermeld, is sprake van gevaarscheppend gedrag.
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat hij de auto van aangever heeft beschadigd. Aangever heeft verklaard dat verdachte een knietje tegen het portier heeft gegeven waardoor zijn auto is beschadigd. [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte naar het portier liep en dat verdachte tegen het midden van het portier trapte. Ook wordt de aangifte ondersteund door het telefoongesprek met 112-meldkamer, waarbij aangever direct aangeeft dat verdachte tegen de auto heeft getrapt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 september 2023 te Roosendaal en/of Rucphen, als
bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Volkswagen voorzien van het [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A58,
- langere, althans enige tijd, hinderlijk achter een ander voertuig en met korte tussenafstand te rijden (bumper kleven) en- aan de rechterzijde in te halen door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
3
op 5 september 2023 te Rucphen,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Mercedes voorzien van het kenteken
[kenteken 1] )die geheel aan [aangever] toebehoorde heeft beschadigd
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, het feit dat er sprake is van verkeersgerelateerd geweld, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite integrale vrijspraak heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst en de aard van de feiten
Op 5 september 2023 is er tussen verdachte en aangever een verkeersruzie ontstaan. Verdachte heeft aangever, die op de linkerbaan reed, willen passeren. Toen aangever op de linkerbaan bleef rijden, is verdachte gaan seinen met zijn lichten en claxonneren. Vervolgens is verdachte dicht op de auto van aangever gaan rijden, heeft hij de auto van aangever rechts ingehaald en heeft hij de auto van aangever geraakt toen hij, na het rechts inhalen, terugstuurde naar de linkerbaan. Met zijn handelen heeft verdachte een gevaar veroorzaakt op de weg. Verdachte en aangever zijn vervolgens naar een parkeerplaats gegaan alwaar de situatie verder geëscaleerd is. Verdachte heeft hierbij een agressieve houding aangenomen, is direct op aangever afgegaan. en heeft aangever uitgescholden. Verdachte heeft de auto van aangever beschadigd door een knietje tegen het portier te geven.
Verdachte heeft zich die dag niet als een goede verkeersdeelnemer gedragen en onverantwoord rijgedrag vertoond. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het verantwoordelijke gedrag van anderen. Nu verdachte deze verantwoordelijkheid niet heeft genomen heeft hij een gevaarlijke situatie laten ontstaan voor de overige verkeersdeelnemers en zichzelf.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 juli 2025. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen, behoudens een oudere buitenlandse veroordeling uit 2007.
De straf
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt zij eveneens tot een andere straf. Bij de bepaling van de duur en de hoogte heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en met het tijdsverloop. Het verkeersincident heeft in september 2023 plaatsgevonden. Sindsdien is verdachte niet opnieuw betrokken geraakt bij een soortgelijk incident, waardoor de rechtbank geen meerwaarde ziet in een voorwaardelijke straf in de vorm van een rijontzegging. Nu van zowel een misdrijf als overtreding sprake is, zal de rechtbank aan verdachte twee afzonderlijke straffen opleggen. De rechtbank legt voor het onder 2 bewezenverklaarde feit aan verdachte een taakstraf op van 30 uur te vervangen door 15 dagen hechtenis. Voor het onder 3 bewezenverklaarde feit legt de rechtbank aan verdachte een geldboete op van € 500,00 te vervangen door 10 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 23, 24c, 62 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 ten laste gelegde feiten en het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 subsidiair:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 2 (overtreding)
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
15 dagen;
Feit 3 (misdrijf)
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 500,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, mr. W.J.M. Fleskens en mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 september 2025.
Mr. J.B. Polak is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 5 september 2023 op de Rijksweg A58 te Roosendaal en/of Rucphen, althans in
Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig
(personenauto, merk Volkswagen voorzien van [kenteken 2] )
- met (hoge) snelheid het voertuig van die [aangever] (personenauto, merk Mercedes voorzien van
[kenteken 1] ) heeft afgesneden/ingereden/aangereden en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal abrupt heeft afgeremd, terwijl het voertuig van die
[aangever] (dicht) achter hem reed ((met als gevolg dat het voertuig van die [aangever] een noodstop
maakte en/of (bijna) stil kwam te staan op de linkerbaan))
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2023 op de Rijksweg A58 te Roosendaal en/of Rucphen, althans in
Nederland,
[aangever] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen voorzien van het [kenteken 2] )
- met (hoge) snelheid het voertuig van die [aangever] (personenauto, merk Mercedes voorzien van
[kenteken 1] ) af te snijden/in te rijden/aan te rijden en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal abrupt af te remmen, terwijl het voertuig van die
[aangever] (dicht) achter hem reed ((met als gevolg dat het voertuig van die [aangever] een noodstop
maakte en/of (bijna) stil kwam te staan op de linkerbaan));
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Roosendaal en/of Rucphen, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Volkswagen voorzien van het [kenteken 2]
[kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A58, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen
dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- langere, althans enige tijd, hinderlijk achter een ander voertuig en met korte tussenafstand te
(blijven) rijden (bumper kleven) en/of
- met (hoge) snelheid het voertuig van [aangever] (personenauto, merk Mercedes voorzien van
[kenteken 1] ) af te snijden/in te rijden/aan te rijden, althans gevaarlijk en/of aan de
rechterzijde in te halen en/of
- meermalen, althans eenmaal abrupt te remmen, terwijl een ander voertuig (dicht) achter hem
reed ((met als gevolg dat dat andere voertuig een noodstop maakte en/of (bijna) stil kwam te staan
op de linkerbaan)),
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(Artikel art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Roosendaal en/of Rucphen, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Volkswagen voorzien van het [kenteken 2]
[kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A58,
- langere, althans enige tijd, hinderlijk achter een ander voertuig en met korte tussenafstand te
(blijven) rijden (bumper kleven) en/of
- gevaarlijk en/of aan de rechterzijde in te halen en/of
- meermalen, althans eenmaal abrupt te remmen, terwijl een ander voertuig (dicht) achter hem
reed ((met als gevolg dat dat andere voertuig een noodstop maakte en/of (bijna) stil kwam te staan
op de linkerbaan)),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Artikel art 5 Wegenverkeerswet 1994)
3
hij op of omstreeks 5 september 2023 te Rucphen, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Mercedes voorzien van het kenteken
[kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)