Op 11 september 2025 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een verzoek van de inspecteur van de Belastingdienst om geheimhouding van bepaalde documenten in het kader van een belastingzaak. De zaak betreft de verzoeken van de inspecteur om beperkte kennisneming van stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De inspecteur heeft gewichtige redenen opgegeven voor geheimhouding, waaronder de bescherming van persoonsgegevens van ambtenaren en derden, en het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en strategie. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de geheimhouding en verzocht om een zitting, maar de geheimhoudingskamer heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat belanghebbende voldoende schriftelijk kon reageren.
De geheimhoudingskamer heeft de verzoeken van de inspecteur beoordeeld en geconcludeerd dat de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de stukken. De kamer heeft vastgesteld dat de bescherming van persoonsgegevens en de effectiviteit van de controle door de Belastingdienst belangrijke belangen zijn die geheimhouding rechtvaardigen. De beslissing om geheimhouding toe te wijzen is genomen in het belang van de privacy van betrokkenen en de integriteit van de belastingcontrole. De beslissing is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.