Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
- het geschrift, inhoudende de rekening en verantwoording [naam 3] d.d. 21 juni 2019 (pagina 1795) over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018.
- het geschrift, inhoudende de rekening en verantwoording [naam 3] d.d. 21 juni 2018 (pagina 1799) over de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017.
- het geschrift, inhoudende de rekening en verantwoording [naam 3] d.d. 16 december 2017 (pagina 1804) over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.
- het geschrift, inhoudende de rekening en verantwoording [naam 4] d.d. 26 oktober 2017 (pagina 1814) over de periode van 16 december 2014 tot en met 31 december 2015.
- het geschrift, inhoudende de rekening en verantwoording [naam 5] d.d. 20 juni 2019 (pagina 58) over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018.
in of omstreeks de periode van 27 februari 2015 tot en met 27 juli 2021 te [plaats] ,
telkens opzettelijk geldbedragen, die toebehoorden aan personen welke onder
bewindvoering waren gesteld van verdachte en/of [V.O.F.]
[V.O.F.] , te weten, [benadeelde 4] en [naam 3] en [benadeelde 1] en [benadeelde 14] en [benadeelde 3] en [benadeelde 8] en [aangever 5] en [naam 5] en
[aangever 7] en [aangever 6] en [benadeelde 13] en [benadeelde 10]
en [benadeelde 11] en [benadeelde 6] en [benadeelde 12] en [naam 6]
en [aangever 4] en [benadeelde 9] en [benadeelde 5] en [naam 7] en [benadeelde 15] en [naam 8] en [benadeelde 7] , welke geldbedragen verdachte telkens onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerderwederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 24 september 2019 te [plaats] , meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en opzettelijk heeft afgeleverd valse geschriften, te
weten:
- een rekening en verantwoording d.d. 24 september 2019 aangaande het gevoerde
bewind over de goederen van [naam 2] over de periode van 1 januari 2018 tot en
met 31 december 2018 en
- een rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de
goederen van [naam 3] over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december
2016, en over de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, en over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 en
- een rekening en verantwoording d.d. 26 oktober 2017 aangaande het gevoerde
bewind over de goederen van [naam 4] over de periode van 16 december 2014
tot en met 31 december 2015 en
- een rekening en verantwoording d.d. 20 juni 2019 aangaande het gevoerde bewind
over de goederen van [naam 5] over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31
december 2018;
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande de valsheid hierin dat in strijd met de waarheid,
- in die rekening en verantwoording d.d. 24 september 2019 aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [naam 2] over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 een girale overboeking of mutatie van € 6.000,- op 30 december 2018 naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte] niet is opgenomen, en
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [naam 3] over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een girale overboeking of mutatie van € 4.000,- op 17 oktober 2016 naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte] niet is opgenomen, en
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [naam 3] over de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 een girale overboeking of mutatie van € 2.981,- op 18 augustus 2017 naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte] niet is opgenomen, en
- in die rekening en verantwoording d.d. 26 oktober 2017 aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [naam 4] over de periode van 16 december 2014 tot en met 31 december 2015 meerdere girale overboekingen of mutaties naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte] niet zijn opgenomen, te weten
- van € 15.000,- op 27 februari 2015 en
- van € 17.000,- op 23 oktober 2015 en
- van € 10.000,- op 17 november 2015 en
- van € 10.000,- op 28 december 2015; en
- in die rekening en verantwoording d.d. 20 juni 2019 aangaande het gevoerde bewind over de goederen van [naam 5] over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 is vermeld dat er geldbedragen van (in totaal) € 4.000,- zijn overgeboekt op een spaarrekening met [rekeningnummer] ;
bestaande dat gebruik maken hierin dat zij, verdachte, die valse rekening en verantwoordingen heeft doen toekomen aan de Rechtbank Limburg en/of de Rechtbank Oost Brabant ten behoeve van de controle op en voortgang van de onderbewindstelling van die onder bewindvoering gestelde personen [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] , terwijl zij, verdachte, telkens wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware die echt en onvervalst.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partijen
[aangever 7]vorderde aanvankelijk een schadevergoeding van
€ 28.505,70. Deze vordering is ter zitting gewijzigd en thans wordt, na een door de curator geverifieerde vordering van € 32.522,05 en een slotuitdeling van € 15.194,30 in het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 17.327,75.
[benadeelde 5]vordert een schadevergoeding van € 4.350,81, waarvan € 500,- aan immateriële schade.
[benadeelde 4]heeft, na een slotuitdeling van € 3.965,78 in het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 4.522,60.
[benadeelde 11]vordert een schadevergoeding van € 1.000,-. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde geen vordering bij de curator heeft ingediend en daarmee niet heeft voldaan aan de op hem rustende schadebeperkingsplicht. Bij het indienen van de vordering bij de curator had de benadeelde partij een vergoeding kunnen krijgen van 46,72%. De rechtbank zal daarom van de gevorderde € 1.000,= een bedrag aftrekken van € 467,20 en de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 532,80. Voor het overige moet de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard en dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[aangever 6]heeft, na een slotuitdeling van € 826,35 uit het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 942,37.
[aangever 3]heeft, na een slotuitdeling van € 11.100,22 in het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 12.658,78.
[benadeelde 7]heeft, na een slotuitdeling van € 10.520,61 in het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 11.707,39.
[benadeelde 1]heeft, na een slotuitdeling van € 1.162,93 in het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 1.326,21.
[aangever 5]heeft, na een slotuitdeling van € 1.459,53 in het faillissement, een schadevergoeding gevorderd van € 1.664,47.
[benadeelde 15]vordert een schadevergoeding van € 596,57, waarvan € 500,- immateriële schade. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde geen vordering bij de curator heeft ingediend en daarmee niet heeft voldaan aan de op hem rustende schadebeperkingsplicht. Bij het indienen van de vordering bij de curator had de benadeelde partij een vergoeding kunnen krijgen van 46,72%. De rechtbank zal daarom van de gevorderde € 96,57 een bedrag aftrekken van € 45,12 en de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 51,45. Voor het overige moet de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard en dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een taakstraf van 200 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 dagen;
een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
[naam 11]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
[aangever 7]van € 17.327,75, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 4]van € 4.522,60, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 16 april 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[aangever 6]van € 942,37, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[aangever 3]van € 12.658,78, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 7]van € 11.707,39, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 5 mei 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 1]van € 1.326,21, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 23 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[aangever 5]van € 1.664,47, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 5]van € 3.850,81 aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 1 juli 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 5]in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
[benadeelde 11]van € 532,80, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 6 maart 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 11]in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
[benadeelde 15]van € 51,45, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 15 augustus 2025, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 15]in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
[aangever 7] € 17.327,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 5] € 3.850,81 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 1 juli 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 4] € 4.522,60 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 16 april 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 11] € 532,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 6 maart 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[aangever 6] € 942,37 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[aangever 3] € 12.658,78 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 7] € 11.707,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 5 mei 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 1] € 1.326,21 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 23 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[aangever 5] € 1.664,47 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 29 februari 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
[benadeelde 15] € 51,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop de vordering werd ingediend, te weten 15 augustus 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2015 tot en
met 27 juli 2021 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
telkens opzettelijk één of meer geldbedragen, (tot een totaal van) EUR 140.319, in
elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan personen welke onder
bewindvoering waren gesteld van verdachte en/of [V.O.F.]
[V.O.F.] , te weten,
[benadeelde 4] en/of [naam 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 14] en/of
[benadeelde 3] en/of [benadeelde 8] en/of [aangever 5] en/of [naam 5] en/of
[aangever 7] en/of [aangever 6] en/of [benadeelde 13] en/of [benadeelde 10]
en/of [benadeelde 11] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 12] en/of [naam 6]
en/of [aangever 4] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 5] en/of [naam 7]
[naam 7] en/of [benadeelde 15] en/of [naam 8] en/of [benadeelde 7]
[benadeelde 7] ,
in elk geval toebehoorde(n) aan een ander of anderen dan aan haar, en welk(e)
geldbedragen verdachte telkens onder zich had in haar hoedanigheid van
bewindvoerder, in elk geval telkens anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 323 Wetboek van Strafrecht )
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en
met 24 september 2019 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of
opzettelijk voorhanden heeft gehad een of meer valse en/of vervalste geschriften, te
weten:
- een rekening en verantwoording d.d. 24 september 2019 aangaande het gevoerde
bewind over de goederen van [naam 2] over de periode van 1 januari 2018 tot en
met 31 december 2018 (pag.1791), en/of
- een rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de
goederen van [naam 3] over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december
2016, (pag. 1804) en/of over de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december
2017, (pag.1799) en/of over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december
2018 (pag.1795), en/of
- een rekening en verantwoording d.d. 26 oktober 2017 aangaande het gevoerde
bewind over de goederen van [naam 4] over de periode van 16 december 2014
tot en met 31 december 2015 (pag.1814) en/of;
- een rekening en verantwoording d.d. 20 juni 2019 aangaande het gevoerde bewind
over de goederen van [naam 5] over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31
december 2018 (pag. 58);
zijnde een of meer geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen,
bestaande de valsheid/vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid,
- in die rekening en verantwoording d.d. 24 september 2019 aangaande het
gevoerde bewind over de goederen van [naam 2] over de periode van 1 januari
2018 tot en met 31 december 2018 een girale overboeking en/of mutatie van €6.000,-
op 30 december 2018 naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1]
en/of [verdachte] niet is opgenomen, en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de
goederen van [naam 3] over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31
december 2016 een girale overboeking en/of mutatie van €4.000,- op 17 oktober
2016 naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte]
[verdachte] niet is opgenomen, en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de
goederen van [naam 3] over de periode van 1 januari 2017 tot en met 31
december 2017 een girale overboeking en/of mutatie van €2.981,- op 18 augustus
2017 naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte]
[verdachte] niet is opgenomen, en/of
- in die rekening en verantwoording aangaande het gevoerde bewind over de
goederen van [naam 3] over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31
december 2018 een of meerdere girale overboekingen en/of mutaties van €2.981,-
op 18 augustus 2018 en/of van €1.000,- op 14 september 2018 naar een
bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte] niet
is/zijn opgenomen, en/of
- in die rekening en verantwoording d.d. 26 oktober 2017 aangaande het gevoerde
bewind over de goederen van [naam 4] over de periode van 16 december 2014
tot en met 31 december 2015 een of meerdere girale overboekingen en/of mutaties
naar een bankrekening op naam gesteld van [naam 1] en/of [verdachte]
[verdachte] niet is/zijn opgenomen, te weten
- van €15.000,- op 27 februari 2015 en/of
- van €17.000,- op 23 oktober 2015 en/of
- van €10.000,- op 17 november 2015 en/of
- van €10.000,- op 28 december 2015; en/of
- in die rekening en verantwoording d.d. 20 juni 2019 aangaande het gevoerde
bewind over de goederen van [naam 5] over de periode van 1 januari 2018 tot en
met 31 december 2018 is vermeld dat er een of meer geldbedragen van (in totaal)
€4.000,- is/zijn overgeboekt op een spaarrekening met bankrekeningnummer
[rekeningnummer] ;
bestaande dat gebruik maken hierin dat zij, verdachte, die valse rekening en
verantwoording(en) heeft verstrekt en/of heeft doen toekomen aan de Rechtbank
Limburg en/of de Rechtbank Oost Brabant ten behoeve van de controle op en/of
voortgang van de onderbewindstelling van die onder bewindvoering gestelde
personen [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] ,
terwijl zij, verdachte, telkens wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die
geschriften bestemd was/waren voor gebruik als ware het/die echt en onvervalst;
( art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht )