In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2025, wordt de vraag behandeld of de Sociale Verzekeringsbank (Svb) terecht heeft besloten dat de moeder van de kinderen de aanvrager van de kinderbijslag blijft. Eiser, de vader van de kinderen, stelt dat hij vanaf mei 2023 als aanvrager moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht heeft besloten dat de moeder aanvrager blijft. De rechtbank legt uit dat de Svb op 1 september 2023 had besloten dat eiser de kinderbijslag voor de kinderen zou ontvangen, maar dit besluit werd herzien op 26 maart 2024, waarbij werd vastgesteld dat de moeder aanvrager blijft vanwege co-ouderschap. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Svb, maar de rechtbank concludeert dat de Svb op goede gronden heeft gehandeld. De rechtbank behandelt ook de beroepsgronden van eiser, waaronder de overschrijding van de beslistermijn en de zorgvuldigheid van de bezwaarprocedure. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, maar dat dit op zichzelf geen grond voor vernietiging van het besluit vormt. Eiser verzoekt ook om schadevergoeding, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat er geen onrechtmatig besluit is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt de Svb op het griffierecht aan eiser te vergoeden.