ECLI:NL:RBZWB:2025:6

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
23/9703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot pensioenuitkeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 2 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende over het jaar 2017 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 142.573. Daarnaast was er belastingrente van € 9.985 en revisierente van € 24.568 in rekening gebracht. De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.

De belanghebbende, die enig aandeelhouder is van een BV, had in de aangifte vennootschapsbelasting over 2016 een pensioenvoorziening van € 63.681 vermeld, maar in 2017 was deze voorziening nihil. De inspecteur legde de navorderingsaanslag op vanwege een afkoop van pensioenaanspraken ter waarde van € 122.843. Tijdens de zitting bereikten partijen een compromis, waarbij werd overeengekomen dat de pensioenuitkering door de BV aan de belanghebbende € 100.000 zou bedragen, die in 2017 progressief belast zou worden in box 1. De rechtbank volgde dit compromis en besloot dat de navorderingsaanslag moest worden verminderd tot een inkomen uit werk en woning van € 119.730.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde dat de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig moest worden verminderd. De revisierentebeschikking werd vernietigd en de inspecteur moest het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9703

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 augustus 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2017 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 142.573 (de navorderingsaanslag).Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 9.985 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking) en € 24.568 revisierente in rekening gebracht (de revisierentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Overwegingen

2. Belanghebbende is enig aandeelhouder van [B.V.] (de bv). De aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) over het jaar 2016 vermeldt ultimo 2016 een pensioenvoorziening van € 63.681. De aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2017 vermeldt ultimo 2017 een pensioenvoorziening van nihil. In verband met de afname van de pensioenvoorziening heeft de inspecteur de navorderingssaanslag opgelegd rekening houdend met een afkoop van pensioenaanspraken met een waarde in het economisch verkeer van € 122.843.
3. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Partijen zijn overeengekomen dat sprake is van een pensioenuitkering door de bv aan belanghebbende (afkoop van een aanspraak ingevolge een in eigen beheer opgebouwde pensioenregeling). De waarde van de afkoop wordt vastgesteld op een bedrag van € 100.000 onder toepassing van artikel 38o van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2017). De pensioenuitkering van € 100.000 wordt in 2017 in box 1 progressief belast. Er zal geen revisierente gerekend worden over de pensioenuitkering. Belanghebbende is wel belastingrente verschuldigd. De inspecteur zal het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en partijen dragen ieder de eigen proceskosten.
4. De rechtbank zal partijen volgen in hun compromis en dienovereenkomstig beslissen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De navorderingsaanslag wordt verminderd tot een aanslag berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 119.730. De belastingrentebeschikking wordt overeenkomstig verminderd. De revisierentebeschikking wordt vernietigd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag tot een aanslag berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 119.730 en vermindert de daarmee samenhangende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de revisierentebeschikking;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 2 januari 2025 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.