ECLI:NL:RBZWB:2025:6
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot pensioenuitkeringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 2 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende over het jaar 2017 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 142.573. Daarnaast was er belastingrente van € 9.985 en revisierente van € 24.568 in rekening gebracht. De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De belanghebbende, die enig aandeelhouder is van een BV, had in de aangifte vennootschapsbelasting over 2016 een pensioenvoorziening van € 63.681 vermeld, maar in 2017 was deze voorziening nihil. De inspecteur legde de navorderingsaanslag op vanwege een afkoop van pensioenaanspraken ter waarde van € 122.843. Tijdens de zitting bereikten partijen een compromis, waarbij werd overeengekomen dat de pensioenuitkering door de BV aan de belanghebbende € 100.000 zou bedragen, die in 2017 progressief belast zou worden in box 1. De rechtbank volgde dit compromis en besloot dat de navorderingsaanslag moest worden verminderd tot een inkomen uit werk en woning van € 119.730.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde dat de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig moest worden verminderd. De revisierentebeschikking werd vernietigd en de inspecteur moest het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.