Op 3 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 8 maart 2024, waarbij de inspecteur de bezwaren van belanghebbende tegen de voldoening van omzetbelasting voor het vierde kwartaal 2022 tot en met het derde kwartaal 2023 ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende, die online kansspelen aanbiedt, heeft bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen die zijn opgelegd voor de genoemde perioden. De rechtbank heeft de zaak op 27 mei 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de inspecteur door dr. [inspecteur].
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting, omdat de diensten die door [Ltd] aan belanghebbende zijn geleverd niet kwalificeren als het aanbieden van kansspelen in de zin van de Wet op de kansspelbelasting. De rechtbank legt uit dat de vrijstellingen voor omzetbelasting strikt moeten worden uitgelegd en dat de feitelijke aard van de prestatie bepalend is voor de toepassing van de vrijstelling. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat de diensten van [Ltd] onder de vrijstelling vallen, en de rechtbank volgt niet de uitleg die belanghebbende geeft aan de feitelijke handelingen.
De rechtbank concludeert dat de beroepen van belanghebbende ongegrond zijn en dat zij geen recht heeft op teruggaaf van de betaalde omzetbelasting. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.