ECLI:NL:RBZWB:2025:594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
02-812510-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van betrokkene, die in 1989 is geboren en momenteel verblijft in een forensisch psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar toegewezen. De tbs-maatregel is in 2016 opgelegd na een veroordeling voor doodslag op zijn vijf maanden oude dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij betrokkene sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere psychische problemen, wat het recidiverisico op gewelddadig gedrag inschat als matig tot hoog. Ondanks eerdere behandelingen en resocialisatiepogingen, die niet het gewenste effect hebben gehad, is de rechtbank van mening dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen. De deskundige heeft bevestigd dat de kernproblematiek van betrokkene nog steeds aanwezig is en dat er een nieuw behandeltraject gestart moet worden in een andere kliniek. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tbs met twee jaar te verlengen, omdat het aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie meer tijd in beslag zullen nemen dan de resterende tijd bij een verlenging van één jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/812510-12
beslissing van de meervoudige kamer van 11 februari 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
thans verblijvende in forensisch psychiatrisch centrum (hierna: fpc) [kliniek]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
  • de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene vanaf 1 april 2023 tot en met 1 oktober 2024;
  • het adviesrapport van fpc [tbs-instelling] (hierna: de tbs-kliniek) van
28 november 2024;
- de vordering van de officier van justitie van 5 december 2024 tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met twee jaar.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 31 juli 2015 is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest, en tbs met verpleging van overheidswege wegens doodslag op zijn vijf maanden oude dochter.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 5 februari 2016 aangevangen en laatstelijk bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 september 2023 verlengd met twee jaar.
Op de zitting van 28 januari 2025 is de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, gehoord. Ook is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester. Verder is de heer [deskundige] , klinisch psycholoog bij de tbs-kliniek, als deskundige gehoord.

3.Het advies van de tbs-kliniek

Uit het adviesrapport van de tbs-kliniek leidt de rechtbank af dat er bij betrokkene ten tijde van het indexdelict sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, narcistische en borderline trekken, AD(H)D en verslavingsproblematiek, deels in remissie. Daarnaast staan in periodes angst- en stemmingsklachten op de voorgrond, met stemmings- wisselingen, schuldgevoelens, hopeloosheid, herbelevingsklachten en passiviteit.
De kernproblematiek van betrokkene is nog aanwezig in de vorm van wantrouwen, een hoge krenkbaarheid, neiging tot middelengebruik, gebrek aan probleemoplossende vaardigheden, gebrekkige agressieregulatie en een gebrekkige dagstructuur. De delictdynamiek is in beeld, maar bewerking daarvan is niet goed mogelijk.
Het voorgaande maakt ook dat het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig tot hoog als de tbs-maatregel nu zou worden beëindigd. Ook bij een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel wordt dat risico ingeschat als matig tot hoog.
Op verzoek van betrokkene was er een euthanasieaanvraag ingediend en al voor de vorige verlengingsbeslissing was betrokkene gestart met EMDR-behandeling. In de visie van de tbs-kliniek leek bij betrokkene de intentie te spelen dat hij daarmee wilde aantonen dat EMDR voor hem niet werkte en hij niet meer te behandelen is. Na een aantal sessies is de EMDR-behandeling gestopt, omdat de behandeling, mede door de vermijdende houding van betrokkene, niet heeft aangeslagen. Als onderdeel van de euthanasieaanvraag is betrokkene begin 2024 gezien door een psychiater van het Expertisecentrum Euthanasie. Daarna heeft er door een psychiater van het Expertisecentrum Depressie een second opinion plaatsgevonden en werd geadviseerd tot ECT-behandeling. Van 6 maart 2024 tot 30 april 2024 verbleef hij hiervoor bij [instelling] . Aanvankelijk leek het nauwelijks effect te hebben, maar na enkele weken ontstond er een verandering in zijn toestandsbeeld. Zijn depressieve klachten en doodswens zijn verdwenen. Betrokkene heeft aangegeven te willen meewerken aan zijn resocialisatie en heeft de wens om te worden overgeplaatst naar een andere kliniek.
Voor de tbs-kliniek is ook duidelijk dat een overplaatsing van betrokkene onontkoombaar
is. Ondanks de minimale behandelresultaten zijn er drie resocialisatiepogingen ondernomen die geen van alle het gewenste effect hebben gehad. Betrokkene is inmiddels geaccepteerd bij de [kliniek] en het is aan deze kliniek om vanuit de (nieuwe) inzichten een nieuw behandel- en resocialisatietraject uit te zetten en te realiseren. Nu dit de nodige tijd zal vergen heeft de tbs-kliniek geadviseerd de termijn van de tbs te verlengen met twee jaar.
De deskundige heeft ter zitting toegelicht dat de kernproblematiek nog altijd onveranderd is. Met name de diagnose ‘persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, narcistische en borderline trekken’ is nog actueel. Dat geldt ook voor de diagnose ‘verslavingsproblematiek’ voor wat betreft cannabis en spice. Dit laatste is in het rapport ten onrechte niet opgenomen bij de classificatie. De depressieve stoornis is bij de classificatie weggehaald, omdat deze meer naar de achtergrond is verdwenen.
Betrokkene verblijft sinds een week in de [kliniek] . In die kliniek zal men groepsgerichter gaan werken, zodat betrokkene vaker op de afdeling is. Daarmee wil men proberen te bewerkstelligen dat betrokkene wat actiever wordt om zo ook meer van de behandeling te kunnen profiteren.
De deskundige onderschrijft het in het rapport ingeschatte recidiverisico en het advies tot verlenging van de termijn van de tbs met twee jaar. Of de [kliniek] nog een behandelperspectief ziet, kan de deskundige niet zeggen. Wel hoopt de [kliniek] dat er bij betrokkene een ingang komt door de meer groepsgerichte manier van werken. Ook zal de [kliniek] de diagnostiek weer tegen het licht houden, gesprekken voeren en onderzoeken of er nog behandelperspectief is. Verder is het aan de [kliniek] om de vrijheden van betrokkene weer te gaan opbouwen. Dit hele traject zal langer dan een jaar gaan duren.
De deskundige heeft ook nog toegelicht dat betrokkene niet alleen vanwege het indexdelict op een afdeling met beveiligingsniveau 4 verblijft, maar ook omdat het ingewikkeld is met hem contact te maken en het contact een onaangename sfeer kan hebben en kan ontaarden in vijandigheid.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van het rapport van de tbs-kliniek en de ter zitting door de deskundige gegeven toelichting de vordering tot verlenging van de termijn van de tbs met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

In de optiek van de verdediging kan deze zaak niet in algemene termen worden beoordeeld en kan een hoog recidiverisico niet worden aangenomen. De tbs met verpleging van overheidswege is betrokkene destijds door het gerechtshof opgelegd in afwijking van de adviezen van de gedragsdeskundigen en de strafeis, die strekten tot oplegging van tbs met voorwaarden. De opstelling van betrokkene moet tegen die achtergrond worden bezien.
Er is bovendien sprake van een specifiek indexdelict dat is gepleegd onder specifieke omstandigheden. Het is niet zo dat het recidiverisico uitsluitend kan worden ingeperkt door een verblijf op een afdeling met beveiligingsniveau 4. Daarnaast is het onduidelijk wat de prognose is voor de komende twee jaar. De verdediging heeft daarom bepleit de verlenging van de termijn van de tbs te beperken tot één jaar, zodat over een jaar kan worden bezien hoe het met betrokkene gaat.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dat dit recidivegevaar moet voortvloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op het advies van de tbs-kliniek en de gegeven toelichting van de deskundige wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium.
De rechtbank vindt het positief dat betrokkene zich heeft ingezet voor de ECT-behandeling en dat dit ertoe heeft geleid dat zijn depressieve klachten en doodswens naar de achtergrond zijn verdwenen. Dit neemt echter niet weg dat er bij betrokkene nog altijd sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals hierboven is beschreven.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de tbs-kliniek in haar rapport onder ‘box 4’ helder uiteen heeft gezet hoe zij is gekomen tot een matig tot hoog recidiverisico op gewelddadig gedrag als de tbs-maatregel nu zou worden beëindigd en dat dit ingeschatte risico niet alleen is gerelateerd aan het specifieke indexdelict.
Als uitgangspunt geldt dat de tbs-maatregel dient te worden verlengd met een termijn van twee jaar als aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zullen nemen dan de tijd die nog resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat niet in algemene termen naar de zaak moet worden gekeken, maar ook in deze specifieke zaak onder de huidige omstandigheden, acht de rechtbank het aannemelijk dat het nog te doorlopen traject langer dan een jaar zal duren, mede gelet op de aard van de problematiek van betrokkene en de wijze waarop de afgelopen jaren zijn verlopen. Na drie mislukte resocialisatietrajecten verblijft betrokkene nu sinds een week bij de [kliniek] en daar staat betrokkene nog aan het begin van het traject.
Daarom zal de rechtbank de termijn van de tbs verlengen met twee jaar.

7.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. P.B van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 februari 2025.