ECLI:NL:RBZWB:2025:5937

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
11560120 \ CV EXPL 25-686 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en kostenvergoeding na niet-nakoming van overeenkomst inzake levering en plaatsing van kozijnen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens het niet uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan kozijnen die door gedaagde waren geplaatst. De eisers hebben in april 2022 twee kunststof kozijnen laten plaatsen, maar ondervonden problemen met het glas en de glaslatten. Ondanks herhaalde verzoeken om de gebreken te verhelpen, heeft gedaagde geen actie ondernomen. Op 7 mei 2024 heeft de gemachtigde van eisers gedaagde in gebreke gesteld, maar gedaagde heeft niet gereageerd. Eisers hebben vervolgens een derde partij ingeschakeld om de werkzaamheden uit te voeren, wat leidde tot de huidige vordering.

Eisers vorderen een bedrag van € 806,75 aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde heeft erkend dat hij nalatig is geweest, maar betwist de vordering met betrekking tot de hor, die volgens hem niet onderdeel was van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde wel degelijk had toegezegd de hor te leveren, en dat deze kosten ook voor zijn rekening komen. De vordering van eisers is toegewezen, en gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten en wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11560120 \ CV EXPL 25-686
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en [eiser 2] ,
gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk, De Rechtsagent B.V.,
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n.
[bedrijf],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [eiser 1] en [eiser 2] ten behoeve van hun woning op 28 en 29 april 2022 twee kozijnen van kunststof geplaatst.
2.2.
Bij het plaatsen van de kozijnen bleek bij een kozijn het glas gescheurd en twee glaslatten beschadigd te zijn. In december 2022 is een scheur in het glas van het andere kozijn ontstaan.
2.3.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben over de periode van 5 mei 2022 tot 1 april 2024 via WhatsApp, e-mail en per brief meerdere malen aan [gedaagde] gevraagd wanneer het glas in de kozijnen wordt vervangen, de glaslatten worden geplaatst en de hor wordt geleverd.
2.4.
Op 7 mei 2024 heeft de gemachtigde van [eiser 1] en [eiser 2] [gedaagde] in gebreke gesteld en verzocht om binnen drie weken de overeenkomst na te komen. Indien [gedaagde] hieraan niet voldoet zal een derde worden ingeschakeld om het glas in de kozijnen te vervangen, de glaslatten te plaatsen en een hor te leveren, op kosten van [gedaagde] . [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd en de werkzaamheden niet uitgevoerd. [eiser 1] en [eiser 2] hebben daarop VDK Gevelelementen BV opdracht gegeven voornoemde werkzaamheden uit te voeren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen, na wijziging van eis, [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van € 806,75 wegens hoofdsom, € 20,10 wegens rente tot 16 april 2025 en € 146,43 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vorderen [eiser 1] en [eiser 2] [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] leggen aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] per 29 mei 2024 in verzuim is komen te verkeren door de werkzaamheden niet uit te voeren. Aangezien [gedaagde] de overeenkomst niet is nagekomen, hebben [eiser 1] en [eiser 2] de overeenkomst omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Daarbij maken [eiser 1] en [eiser 2] aanspraak op de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij wegens omstandigheden nalatig is geweest en dat hij er begrip voor heeft dat [eiser 1] en [eiser 2] een derde hebben ingeschakeld om de werkzaamheden te laten verrichten. [gedaagde] is het echter niet eens met de vordering tot vergoeding van de hor. De levering van een hor was namelijk niet in de offerte opgenomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft de vordering grotendeels niet betwist. Het enige wat nog een beoordeling nodig heeft is de vraag of de hor onderdeel was van de overeenkomst tussen partijen.
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben in de conclusie van repliek aangevoerd dat [gedaagde] heeft toegezegd de hor te leveren en te plaatsen. Dit blijkt uit de overgelegde correspondentie tussen partijen. Het leveren van de hor is volgens [eiser 1] en [eiser 2] om die reden onderdeel van de overeenkomst tussen partijen. [gedaagde] heeft hierop gereageerd dat de hor niet is opgenomen in de oorspronkelijke orderbevestiging en dat hij om die reden niet verplicht is daarvoor te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [gedaagde] op 11 augustus 2022 en 17 februari 2023 heeft toegezegd een hor te leveren. Dat de hor niet op de offerte is vermeld maakt om die reden niet uit. Kennelijk is het leveren van de hor onderdeel (geworden) van de overeenkomst tussen partijen en die is [gedaagde] ondanks meerdere toezeggingen niet nagekomen. [gedaagde] dient om die reden ook de kosten van de hor te betalen.
4.3.
De conclusie is dat de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] wordt toegewezen.
4.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,02
- griffierecht
226,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
712,52
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen een bedrag van € 826,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 806,75 met ingang van 16 april 2025 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen een bedrag van € 146,43 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 712,52, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.