Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.Wat vaststaat
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
specifiek voor het gebruik van communicatiemiddelen;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1957. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden voorgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die lijdt aan ernstige psychische problemen, waaronder een aanhoudende doodswens en gedragsproblemen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene zich bewust is van zijn situatie, maar zich verzet tegen de verplichte zorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de crisismaatregel noodzakelijk is om de veiligheid van de betrokkene en zijn omgeving te waarborgen. De machtiging is verleend voor de duur van drie weken, tot en met 8 september 2025, en de rechtbank heeft het verzoek voor andere vormen van zorg afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter Weerkamp, in aanwezigheid van griffier De Haas.