Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout, de heffingsambtenaar.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 395.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 337.000 zou moeten zijn. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 was belanghebbende en zijn gemachtigde niet aanwezig, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank beoordeelt de argumenten van belanghebbende, waaronder het ontbreken van relevante stukken en de schending van het verbod van willekeur. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde door middel van een taxatiematrix en vergelijkingsmethode. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar de verschillen adequaat heeft onderbouwd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.