ECLI:NL:RBZWB:2025:5884

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
425823 JE RK 24-1528
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een kinderbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025 een nadere beschikking gegeven over de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2014. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt, evenals de Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de procedure geleid met inachtneming van eerdere beschikkingen en rapportages van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders hebben een co-ouderschapsregeling afgesproken, maar de moeder heeft recentelijk een wijziging voorgesteld in de omgangsregeling. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft de mening van de minderjarige gevraagd en deze in de beoordeling meegenomen. De kinderrechter heeft besloten dat de moeder en de minderjarige recht hebben op contact onder regie van de GI, met een minimum van twee keer per week contact in de oneven weken. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen toegewezen, met als doel de co-ouderschapsregeling te bevorderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/425823 / JE RK 24-1528
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2].
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 2 januari 2025 en alle daarin genoemde stukken;
  • de pro forma rapportage van de GI van 24 maart 2025;
  • de op 29 april 2025 ontvangen brief van de moeder;
  • de brief van de Raad van 5 mei 2025;
  • het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden zitting van 2 juli 2025.
1.2.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 21 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 1 juli 2025 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij aanvullend ouderschapsplan van 20 januari 2023 hebben de ouders een co-ouderschapsregeling met elkaar afgesproken, waarbij [minderjarige] de ene week bij zijn moeder en de andere week bij zijn vader verblijft, met de maandag als wisseldag. Daarnaast hebben de ouders in het aanvullende ouderschapsplan met elkaar een regeling betreffende de verdeling van de vakanties en feestdagen afgesproken.
2.4.
Op 20 december 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 3 januari 2025 tot 3 januari 2026.
2.5.
Bij beschikking van 4 september 2024 heeft de kinderrechter op verzoek van de GI voorlopig het ouderschapsplan van 20 januari 2023 gewijzigd ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt dat de moeder en [minderjarige]
voorlopigrecht hebben op contact met elkaar onder regie van de GI voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding van het contact en waarbij de moeder en [minderjarige]
ten minste tweemaal per week voor de duur van tenminste anderhalf uur per keercontact hebben met elkaar en waarbij het doel is om weer toe te werken naar een co-ouderschapsregeling.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat de GI voortaan de regie voert over de contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder, voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding, waarbij de moeder en [minderjarige] ten minste voor de duur van 1,5 uur per week contact hebben met elkaar en waarbij het doel is om toe te werken naar een co-ouderschapsregeling.

4.De standpunten

4.1.
De GI voert aan dat er nu een omgangsregeling ligt waarin ruimte is voor twee keer per week omgang. Om praktische redenen lukt dat de moeder niet altijd. De moeder heeft recentelijk een nieuw voorstel gedaan: één keer per twee weken van vrijdagmiddag tot en met zaterdagochtend. Haar partner gaat dan ergens anders heen. Dat voorstel is vlak voor de vakantie ingekomen en daardoor nog niet besproken met De GezinsManager erbij. De GI wil er open en kritisch met de ouders en de GezinsManager over in gesprek. De GezinsManager heeft de gesprekken met [minderjarige] afgerond. Duidelijk is dat [minderjarige] [naam] meer wil zien. De individuele oudergesprekken gaan ook afgerond worden, waarna er gestart wordt met gezamenlijke gesprekken. [minderjarige] heeft nog PMT en dat blijft doorlopen. Als er nog iets anders nodig is, dan wordt dat gedaan. Op dit moment is het belangrijkste dat de bezoekmomenten tussen [minderjarige] en moeder van goede kwaliteit zijn en dat [minderjarige] zijn broertje [naam] ziet.
De GI heeft de wens om deze juridische procedure af te sluiten met een voorlopige regeling waarbij de moeder en [minderjarige] ten minste in de oneven weken tweemaal per week telkens van 14.00 uur tot 16.00 uur contact hebben met elkaar. De GI heeft er vertrouwen in dat zij er met de ouders en De GezinsManager uit zal komen om de regeling verder uit te breiden zoals voorgesteld door de moeder.
4.2.
De moeder geeft aan dat zij ermee kan instemmen om nu de voorlopige regeling vast te stellen. Er moet dan wel zo snel mogelijk toegewerkt worden naar de uitbreiding in het weekend. [minderjarige] en [naam] moeten elkaar kunnen zien.
4.3.
De vader vindt het positief. [minderjarige] is nu al een jaar bij hem. Hij doet het goed. De vader gaat akkoord met het voorstel van de GI.
4.4.
De Raad kan instemmen met het voorstel van de GI.

5.De nadere beoordeling

5.1.
De kinderrechter vindt het positief dat er inmiddels wordt gedacht in mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden. Het voorstel van de moeder heeft geleid tot een concreet voorstel van de GI waarin iedereen zich kan vinden.
De kinderrechter is van oordeel dat de verzochte minimale regeling en de uitbreiding daarvan zoals besproken tijdens de zitting in het belang is van [minderjarige]. Zij zal daarom deze regeling vastleggen in deze beschikking.
5.2.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt het ouderschapsplan van 20 januari 2023 ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt dat de moeder en [minderjarige]
voorlopigrecht hebben op contact met elkaar onder regie van de GI voor wat betreft de locatie, de duur, de frequentie en de mate/vorm van begeleiding van het contact en waarbij de moeder en [minderjarige]
ten minstein de oneven weken tweemaal per week telkens van 14.00 uur tot 16.00 uur contact hebben met elkaar;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 1 september 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.