ECLI:NL:RBZWB:2025:5882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
11487166 \ CV EXPL 25-248
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot overname huurovereenkomst cv-ketel na woningverkoop

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn de gedaagden kopers van een woning die van eiseres, de verkoper, de huurovereenkomst voor een cv-ketel moeten overnemen. De koopovereenkomst, gesloten op 11 april 2024, bevatte bepalingen die de gedaagden verplichtten om de huurovereenkomst na te komen. Eiseres heeft op 21 juli 2024 een ingebrekestelling verzonden naar de gedaagden, waarin zij hen sommeert om de koopovereenkomst na te komen en een vergoeding voor de kosten van de cv-ketel te betalen. De gedaagden hebben aangevoerd dat zij niet akkoord waren gegaan met de overname van de huurovereenkomst, maar de kantonrechter oordeelt dat zij door het ondertekenen van de koopovereenkomst met de bepalingen instemden. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, waarbij gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot het overnemen van de huurovereenkomst binnen twee maanden na het vonnis, het betalen van een dwangsom bij niet-naleving, en het vergoeden van kosten die eiseres heeft gemaakt in verband met de huurovereenkomst. De proceskosten zijn ook voor rekening van de gedaagden, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11487166 \ CV EXPL 25-248
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
verschenen bij de heer [gedaagde 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2024 met producties;
- het mondeling antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met eiswijziging en producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlaten producties aan de zijde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 11 april 2024 haar woning aan het [adres] in [plaats 2] verkocht aan [gedaagden] . Het eigendom van de woning is op 15 mei 2024 aan hen overgedragen.
2.2.
In juli 2023 heeft [eiser] een huurovereenkomst gesloten met Kemkens B.V. voor een cv-ketel. De huurprijs bedraagt momenteel € 34,10 per maand.
2.3.
In de koopovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
7.1
De feitelijke levering en aanvaarding vindt plaats op het moment van het ondertekenen van de akte van levering zoals weergegeven in artikel 4.1, tenzij tussen verkoper en koper een ander tijdstip is overeengekomen, vrij van huur-, lease- en/of huurkoopovereenkomsten met uitzondering van de volgende overeenkomsten welke door koper gestand worden gedaan:Huurovereenkomst d.d. 17-07-2023: CV ketel Nefit ProLine NxT HRC30 CW5 € 33,10 per maand
(…)
7.3
“Indien koper de onroerende zaak geheel of gedeeltelijk aanvaardt onder gestanddoening van lopende huur-, lease-, of huurkoopovereenkomsten:
(…)
3.
verklaart koper bekend te zijn met de inhoud van de over te nemen genoemde huur-, lease- en/of huurkoopovereenkomsten.”
2.4.
[eiser] heeft op 21 juli 2024 een ingebrekestelling verzonden naar [gedaagden] , waarin zij hen sommeert om de koopovereenkomst binnen vijftien dagen na ontvangst van de ingebrekestelling na te komen. Verder heeft zij een vergoeding gevorderd voor de kosten van de cv-ketel.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis – [gedaagden] hoofdelijk en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot:
I. het overnemen van de huurovereenkomst voor de cv-ketel, uiterlijk binnen een maand na het in deze zaak te wijzen vonnis;
II. het betalen van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagden] niet of niet op tijd gehoor hebben gegeven aan het onder I. gevorderde, met een maximum van € 5.000,00;
III. het betalen van een bedrag van € 368,10 aan kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2024;
IV. het betalen van een bedrag van € 34,10 per maand aan kosten vanaf april 2025 tot het moment dat de huurovereenkomst door [gedaagden] is overgenomen;
V. het betalen van de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten van € 20,00, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot en met de dag van algehele voldoening.
3.2.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden] is dat zij niet met [eiser] zijn overeengekomen dat zij de huurovereenkomst voor de cv-ketel zouden overnemen. Dit verweer slaagt niet. De kantonrechter verwijst daarbij naar artikel 7.1 van de door [eiser] overgelegde koopovereenkomst (zie hierboven onder 2.3), waarin is bepaald dat de huurovereenkomst voor de cv-ketel door [gedaagden] (de kopers van de woning) gestand wordt gedaan. Door middel van het ondertekenen van de koopovereenkomst hebben zij met die bepaling ingestemd. Zij hebben daarmee de verplichting op zich genomen om de huurovereenkomst na te komen. In de door hen eveneens ondertekende akte van levering wordt nog eens bevestigd dat de aflevering van de woning vrij van huur plaats dient te vinden, behoudens de gestanddoening van de huurovereenkomst voor de cv-ketel. [gedaagden] zijn op grond van de koopovereenkomst in beginsel dus verplicht om de huurovereenkomst voor de cv-ketel na te komen.
4.2.
[gedaagden] hebben verder nog aangevoerd dat zij verkeerd zijn ingelicht over de inhoud van de huurovereenkomst. De verkoopmakelaar zou voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst tegen hen hebben gezegd dat de huurovereenkomst nog twee jaar zou duren. Dit blijkt echter niet het geval te zijn. Verder zouden zij de vragenlijst behorende bij de koopovereenkomst nooit hebben ontvangen. Voor zover [gedaagden] hiermee een beroep hebben willen doen op dwaling en vernietiging van de koopovereenkomst, slaagt ook dit verweer niet. Door middel van het ondertekenen van de koopovereenkomst hebben [gedaagden] namelijk ook verklaard bekend te zijn met de inhoud van de huurovereenkomst. De kantonrechter verwijst daarbij naar artikel 7.3 van de koopovereenkomst (zie hierboven onder 2.3). Zij kunnen zich dus niet zonder meer verschuilen achter eventuele toezeggingen van de verkoopmakelaar of het ontbreken van de vragenlijst.
4.3.
Het staat als zijnde onweersproken vast dat [eiser] na de eigendomsoverdracht van de woning kosten heeft gemaakt in het kader van de huurovereenkomst van de cv-ketel. Die kosten zijn gelijk aan de maandelijkse huurprijs die [eiser] nog steeds aan de verhuurder van de cv-ketel moet betalen totdat [gedaagden] de huurovereenkomst van haar hebben overgenomen. De kosten zijn € 368,10 tot 1 april 2025 en dit bedrag loopt sindsdien verder op met € 34,10 per maand. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van de (toekomstige) kosten worden toegewezen.
4.4.
Voor de beoordeling van deze zaak is niet van belang of [gedaagden] na de eigendomsoverdracht verborgen gebreken hebben ontdekt in de woning. Zij hebben aan die stelling namelijk geen rechtsgevolg verbonden, zoals de mogelijkheid om een eventueel door [eiser] te betalen schadevergoeding te verrekenen met de bedragen die zij op hun beurt nog aan [eiser] verschuldigd zijn.
4.5.
[eiser] verlangt van [gedaagden] dat zij de huurovereenkomst binnen één maand na de datum van dit vonnis overnemen. Gelet op het overnameformulier dat [eiser] heeft overgelegd, acht de kantonrechter een termijn van één maand te kort. Uit dat overnameformulier blijkt namelijk dat de overname alleen kan plaatsvinden op de eerste van de maand. Dit zou betekenen dat [gedaagden] feitelijk slechts een paar dagen hebben om de huurovereenkomst van [eiser] over te nemen, omdat dit vonnis aan het einde van de maand pas wordt uitgesproken. De kantonrechter zal de termijn waarbinnen [gedaagden] de huurovereenkomst voor de cv-ketel moeten overnemen dan ook verlengen naar twee maanden na de datum van dit vonnis.
4.6.
De dwangsom zal worden toegewezen zoals gevorderd, nu [gedaagden] daar geen afzonderlijk verweer tegen hebben gevoerd.
4.7.
De wettelijke rente is op grond van artikel 6:119 lid 1 BW verschuldigd over de periode dat [gedaagden] met de betaling van de kosten voor de cv-ketel in verzuim zijn geweest. [eiser] stelt dat het verzuim is ingetreden op 21 juli 2024. De kantonrechter kan deze stelling niet volgen. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat partijen 21 juli 2024 als een fatale betalingstermijn in de zin van artikel 6:83 onder a BW zijn overeengekomen. Dit betekent dat het verzuim pas is ingetreden na het verstrijken van de betalingstermijn in de ingebrekestelling van diezelfde datum (artikel 6:82 lid 1 BW). Niet is gesteld of gebleken wanneer [gedaagden] de ingebrekestelling hebben ontvangen, zodat niet kan worden vastgesteld wanneer het verzuim is ingetreden. De wettelijke rente wordt daarom slechts toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
4.8.
De veroordeling van [gedaagden] zal hoofdelijk worden uitgesproken. Dat wil zeggen dat als één van hen aan de veroordeling heeft voldaan, de ander dat niet meer hoeft te doen.
4.9.
[gedaagden] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief de gevorderde nakosten van € 20,00) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,80
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
205,00
(2,5 punten × € 82,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
453,80
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om:
I. de huurovereenkomst voor de cv-ketel uiterlijk binnen twee maanden na de datum van dit vonnis van [eiser] over te nemen;
II. een dwangsom aan [eiser] te betalen van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij de huurovereenkomst te laat hebben overgenomen, met een maximum van € 5.000,00;
III. een bedrag van € 368,10 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. een bedrag van € 34,10 per maand aan [eiser] te betalen vanaf april 2025 tot aan het moment dat de huurovereenkomst van [eiser] is overgenomen;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 453,80, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.