ECLI:NL:RBZWB:2025:5871

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
10583705 \ CV EXPL 23-2108 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en reconventionele vordering tot herstelwerkzaamheden in verband met waterslag

In deze zaak vordert de aannemer, [de aannemer] B.V., betaling voor installatiewerkzaamheden die zij heeft uitgevoerd. De opdrachtgevers, [opdrachtgevers], vorderen in reconventie dat de aannemer herstelwerkzaamheden uitvoert vanwege waterslag die optreedt bij de door de aannemer geïnstalleerde kranen. De aannemer betwist dat de waterslag het gevolg is van zijn werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de aannemer aansprakelijk is voor de waterslag. De deskundige heeft vastgesteld dat de waterdruk te hoog is en dat de kranen mogelijk de oorzaak zijn van de waterslag. De kantonrechter wijst de reconventionele vordering van de opdrachtgevers af en oordeelt dat zij de factuur van € 2.943,55 moeten betalen. Daarnaast wordt de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toegewezen. De proceskosten worden ook aan de opdrachtgevers opgelegd, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is gewezen op 20 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10583705 \ CV EXPL 23-2108
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
[de aannemer] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de aannemer] B.V.,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen

1.[naam 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[naam 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [opdrachtgevers]
gemachtigde: mr. F. Wubbena

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024
- het proces-verbaal van plaatsopneming in aanwezigheid van de deskundige, ir. [de deskundige] (deskundige bij [taxateur] ), op 24 juni 2024
- de aktes uitlaten voortzetting van de procedure (aanhouden) van beide partijen
- het bericht van 1 april 2025 van [de aannemer] B.V.
- de antwoordakte van [opdrachtgevers] van 30 april 2025
- de akte verzoek aanhouding van 23 juni 2025 van [opdrachtgevers]
- de akte uitlating voorzetting procedure met drie producties van 25 juni 2025 van [de aannemer] B.V.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling

In conventie en reconventie
2.1.
De kantonrechter zal de vorderingen in conventie en in reconventie vanwege hun nauwe samenhang gezamenlijk behandelen.
2.2.
De kantonrechter volhardt bij alles wat is overwogen en beslist in het hierboven genoemde tussenvonnis van 24 april 2024, voor zover nu nog relevant.
Van belang is wat de oorzaak is van de waterslag
2.3.
De vraag die beantwoord moet worden, is of de oorzaak van de waterslag die te horen is bij het gebruik van diverse kranen in de woning van [opdrachtgevers] ligt in het deel dat [de aannemer] B.V. heeft geïnstalleerd. De kantonrechter is van oordeel dat dat onvoldoende is komen vast te staan op grond van de volgende overwegingen.
2.4.
In de woning van [opdrachtgevers] heeft de heer ir. [de deskundige] (deskundige bij [taxateur] , verder: de deskundige) tijdens de plaatsopneming geconstateerd dat op meerdere plaatsen de waterslag in verschillende mate te horen is. In verband met mogelijke oorzaken heeft de deskundige allereerst aangegeven dat de waterdruk op 3.8 bar staat, waar 2 tot 2,5 bar het advies is. Met een waterdrukregelaar zou de druk verlaagd kunnen worden, wat mogelijk de waterslag kan verminderen. Een tweede oorzaak zou volgens de deskundige in de soort kraan (mengkraan in plaats van aparte kranen voor warm en koud water) of slijtage van de kranen kunnen zitten. Los hiervan heeft de deskundige opgemerkt dat een al geplaatste waterslagdemper bij de ketel is aangebracht, maar dat dit niet de juiste plek is. Dat dient bij de kraan te gebeuren en kan mogelijk ook zorgen voor vermindering van de waterslag. De deskundige heeft benadrukt dat niet met 100% zekerheid is te zeggen dat de waterslag in de laatste meter van de leiding zit en daarmee valt binnen het werk van [de aannemer] B.V.
2.5.
Partijen zijn na de plaatsopneming met elkaar in gesprek gegaan met het doel om een oplossing te bereiken. [de aannemer] B.V. heeft vervolgens begin september 2024 een waterdrukregelaar geplaatst. Dit heeft de waterslag niet verholpen.
Ook heeft [de aannemer] B.V. op 18 maart 2025 een waterslagdemper bij de wasbak in de badkamer op de eerste verdieping geplaatst. [de aannemer] B.V. heeft toegelicht dat zij daarbij een afsluitkraan heeft geplaatst, direct op de leiding die de (onder-)aannemer van [opdrachtgevers] had aangelegd. Bij het sluiten van deze kraan was nog steeds sprake van waterslag, ook nadat [de aannemer] B.V. de waterslagdemper had geplaatst, aldus [de aannemer] B.V.
[opdrachtgevers] hebben na overleg met hun aannemer het voorstel aan [de aannemer] B.V. gedaan om ook de kranen te vervangen. [opdrachtgevers] zijn van mening dat daarin zowel volgens de deskundige als hun aannemer de oorzaak van de waterslag zit. [de aannemer] B.V. heeft dit voorstel op grond van haar bevindingen afgewezen.
2.6.
[de aannemer] B.V. heeft ter onderbouwing van haar bevindingen een filmpje overgelegd. Daarop is de door haar aangebrachte afsluitkraan op de leiding van de (onder-) aannemer van [opdrachtgevers] te zien. De afsluitkraan bevindt zich daarmee vóór het leidingdeel en de kranen die [de aannemer] B.V. heeft geïnstalleerd. Bij het sluiten van deze afsluitkraan is op het filmpje de waterslag te horen. [opdrachtgevers] hebben dit niet betwist. De kantonrechter is er hierdoor voldoende van overtuigd dat de oorzaak van de waterslag niet aan het werk van [de aannemer] B.V. ligt. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat de deskundige weliswaar de kranen als hoofdoorzaak heeft genoemd, maar ook dat niet met 100% zekerheid is te zeggen dat de oorzaak in het werk van [de aannemer] B.V. ligt.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat [de aannemer] B.V. met het filmpje voldoende onderbouwd heeft betwist dat in de door haar geïnstalleerde kranen de (hoofd-)oorzaak van de waterslag moet liggen. Dat betekent ook dat [de aannemer] B.V. op goede grond het voorstel tot het vervangen van de kranen heeft afgewezen.
2.7.
[opdrachtgevers] hebben in hun antwoordakte van 30 april 2025 aangegeven dat zij nog een deskundige partij zouden inschakelen om de kranen te laten vervangen en in verband daarmee om aanhouding van acht weken verzocht. [opdrachtgevers] hebben de werkzaamheden echter niet binnen deze termijn of een concrete nadere termijn laten uitvoeren. Zij hebben ook niet nader gesteld en gemotiveerd waaruit blijkt dat de oorzaak van de waterslag wel in het werk van [de aannemer] B.V. ligt. Vanwege de onderbouwde betwisting van [de aannemer] B.V. had dat echter wel op hun weg gelegen.
Doordat [opdrachtgevers] onvoldoende hebben gesteld waaruit blijkt dat sprake is van een gebrek in het werk van [de aannemer] B.V., komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of [opdrachtgevers] tijdig hebben geklaagd over waterslag in andere ruimtes dan de badkamer.
[opdrachtgevers] moeten de factuur van [de aannemer] B.V. betalen
2.8.
[opdrachtgevers] hebben niet betwist dat [de aannemer] B.V. de bij het openstaande factuurbedrag van € 2.943,55 behorende werkzaamheden heeft uitgevoerd. Ook hebben zij de hoogte van het factuurbedrag niet betwist. Omdat onvoldoende is gebleken van een gebrek in het door [de aannemer] B.V. uitgevoerde werk, hadden [opdrachtgevers] geen grond om het openstaande factuurbedrag niet te betalen. Daarom zal de kantonrechter de vordering tot betaling van het openstaande factuurbedrag van € 2.943,55 toewijzen.
Uit punt 5 van de antwoordakte van 30 april 2025 van [opdrachtgevers] lijkt te volgen dat [opdrachtgevers] inmiddels de factuur hebben betaald, als voorwaarde voor [de aannemer] B.V. om de waterslagdemper te plaatsen. Voor zover dat het geval is, hoeven zij niet nog een keer het toegewezen bedrag te betalen.
De wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten moeten ook betaald worden
2.9.
[de aannemer] B.V. maakt aanspraak op wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.943,55 vanaf 25 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening op grond van artikel 6:119 BW (Burgerlijk Wetboek). Op grond van dat artikel is een partij wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim. Het verzuim van [opdrachtgevers] was in ieder geval ingetreden op de door [de aannemer] B.V. aangegeven datum, zodat de wettelijke rente zoals gevorderd zal worden toegewezen.
2.10.
[de aannemer] B.V. heeft ook betaling van een bedrag van € 419,36 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. [de aannemer] B.V. heeft aan [opdrachtgevers] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Ook blijkt uit de overgelegde stukken voldoende dat door haar gemachtigde werkzaamheden zijn verricht ter verkrijging van betaling van de vordering buiten rechte en is het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarom wijst de kantonrechter het gevorderde bedrag toe.
[de aannemer] B.V. hoeft geen werkzaamheden meer uit te voeren
2.11.
[opdrachtgevers] hebben in reconventie gevorderd om [de aannemer] B.V. te veroordelen de gebreken aan het door haar uitgevoerde werk naar de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap te herstellen, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is vast komen te staan dat sprake is van een gebrek in het door [de aannemer] B.V. uitgevoerde werk. Dat betekent dat [de aannemer] B.V. ook geen verplichting heeft om nog (herstel-)werkzaamheden uit te voeren. Deze vordering van [opdrachtgevers] en de daaraan gekoppelde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
De kantonrechter stelt de deskundigenkosten vast op € 931,40
2.12.
Het eindbedrag van de kosten van de deskundige is € 931,40 inclusief btw. Daarmee is dit bedrag lager dan het offertebedrag van € 1.033,04, waartegen partijen geen bezwaar hebben gemaakt. Daarom stelt de kantonrechter de deskundigenkosten vast op een bedrag van € 931,40.
[opdrachtgevers] moeten de proceskosten en nakosten in betalen
2.13.
[opdrachtgevers] zijn in conventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de aannemer] B.V. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
108,95
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
833,00
(3,5 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.547,95
Onder de proceskosten vallen ook de deskundigenkosten. De kantonrechter ziet geen aanleiding om voor de uiteindelijke deskundigenkosten af te wijken van het uitgangspunt dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, deze kosten moet betalen. Dat betekent dat [opdrachtgevers] de deskundigenkosten moeten betalen. [opdrachtgevers] hebben deze kosten bij wijze van voorschot al voldaan. Daarbij is ook het teveel aan voorschot betaalde ter hoogte van € 101,64 al teruggestort naar [opdrachtgevers]
2.14.
[opdrachtgevers] zijn in reconventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom ook de proceskosten in reconventie betalen. De proceskosten van [de aannemer] B.V. daarin worden begroot op een bedrag aan salaris gemachtigde van € 119,00 (1 punt × factor 0,5 × € 238,00).
2.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.16.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt [opdrachtgevers] hoofdelijk om aan [de aannemer] B.V. te betalen:
- een bedrag van € 2.943,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 25 januari 2023, tot de dag van volledige betaling,
- een bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 419,36,
3.2.
stelt de deskundigenkosten vast op € 931,40 en bepaalt dat deze ten laste blijven van [opdrachtgevers],
3.3.
veroordeelt [opdrachtgevers] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.547,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen van [opdrachtgevers] af,
3.5.
veroordeelt [opdrachtgevers] hoofdelijk in de proceskosten van € 119,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt [opdrachtgevers] hoofdelijk tot betaling van de kosten van betekening als [opdrachtgevers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
veroordeelt [opdrachtgevers] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.