ECLI:NL:RBZWB:2025:5833

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
11490656 CV EXPL 25-283 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuurkosten en verrekening in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert [eiser] N.V. H.O.D.N [bedrijf 1] betaling van facturen van in totaal € 6.335,09 van [gedaagde] B.V. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat [eiser] de werkzaamheden heeft verricht zoals vermeld in de facturen. [gedaagde] heeft wel verweer gevoerd, stellende dat de kosten al zijn voldaan en dat er sprake is van een verrekeningsverweer. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] deze stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De vordering van [eiser] wordt toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 656,02 en proceskosten van € 1.471,22. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de verschuldigde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 27 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11490656 \ CV EXPL 25-283
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] N.V. H.O.D.N [bedrijf 1],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.L.J.M. van Grinsven, advocaat te Tilburg,
tegen
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd [plaats 1] en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde]

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] nog een bedrag aan [eiser] verschuldigd is in verband met door haar geleverde diensten.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft aan [eiser] opdracht gegeven tot het samenstellen van de jaarrekeningen over 2019 en 2020 en het doen van belastingaangiften. [eiser] heeft de schriftelijke overeenkomst en de algemene voorwaarden op 10 september 2019 aan [gedaagde] verzonden.
3.2.
[eiser] heeft de volgende facturen aan [gedaagde] in rekening gebracht:
  • factuur van 14 februari 2023 € 1.899,70
  • factuur van 23 mei 2023 € 1.597,20
  • factuur van 28 juni 2023 € 508,20
  • factuur van 18 juli 2023 € 961,95
  • factuur van 23 augustus 2023
€ 5.620,45
3.3.
[naam] , director of Finance bij [bedrijf 2] (hierna te noemen: [naam] ), heeft per e-mail van 9 november 2023 -voor zover van belang- het volgende aan [eiser] bericht: “
As you know, we received services that such as bookkeeping from your company for the years 2019-2020. The total amount of the invoices dated 2023 is 5,625 Euros. As a company heavily affected by the earthquake disaster that occurred in our country on 06.02.2023 we would be pleased that applied a discount on this amount if possible.”

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert -samengevat- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.335,09, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diensten verricht. [gedaagde] heeft, ondanks betalingsherinneringen en sommaties, nagelaten de aan haar gefactureerde kosten te voldoen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert primair tot afwijzing van de vordering van [eiser] . Subsidiair verzoekt zij de vordering van [gedaagde] met haar eigen schadevordering te verrekenen. Zowel primair als subsidiair verzoekt [gedaagde] [eiser] in de kosten van deze procedure te veroordelen.
4.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. [gedaagde] stelt dat de door [eiser] gefactureerde kosten betrekking hebben op diensten die reeds in de jaarlijkse vergoeding zijn begrepen en [gedaagde] deze kosten al aan [eiser] heeft voldaan. Voor zover [eiser] zich beroept op de door haar overgelegde en in rechtsonderdeel 3.3 genoemde e-mail stelt [gedaagde] dat [naam] niet bevoegd was om namens haar betalingstoezeggingen te doen. [gedaagde] stelt ook dat [eiser] juist haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen, waardoor zij schade heeft geleden.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Verschuldigdheid van de gevorderde facturen
5.1.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat [eiser] de werkzaamheden, zoals genoemd in de gevorderde facturen heeft verricht. Evenmin heeft [eiser] de hoogte van de gevorderde kosten weersproken. Dit betekent dat de gevorderde facturen in beginsel toewijsbaar zijn.
Voor zover [gedaagde] stelt dat de gefactureerde kosten betrekking hebben op werkzaamheden die in de overeengekomen jaarlijkse vergoeding aan [eiser] zijn begrepen en zij deze kosten reeds aan [eiser] heeft voldaan overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft alleen bij conclusie van antwoord door haar gemachtigde ingediende vennootschapsbelastingaangiften over de jaren 2019 tot en met 2022 overgelegd. Het lag op de weg van [gedaagde] om deugdelijk te stellen welke bedragen aan jaarlijkse vergoeding zij al aan [eiser] had voldaan en op welke werkzaamheden deze betalingen zien. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten zijn de gevorderde factuurbedragen in zoverre toewijsbaar. De vraag of [gedaagde] de verschuldigdheid van de totale factuursom eerder buitengerechtelijk heeft erkend behoeft gelet op het vorenstaande geen beantwoording.
Verrekeningsverweer
5.2.
[gedaagde] stelt in haar verweer ook dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, waardoor zij schade heeft geleden. [gedaagde] wenst deze schade op [eiser] te verhalen, dan wel deze schade te verrekenen met het bedrag dat zij nog aan [eiser] verschuldigd is. [eiser] betwist de door [gedaagde] gestelde tekortkoming en schade. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd gesteld dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Evenmin is gesteld of gebleken dat [gedaagde] [eiser] (tijdig) in gebreke heeft gesteld ten aanzien van de vermeende tekortkoming, zodat [eiser] niet in verzuim is komen te verkeren, hetgeen voor een beroep op verrekening wel is vereist.
5.3.
Overigens merkt de kantonrechter nog op dat indien al zou moeten worden aangenomen dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [eiser] als gevolg waarvan [gedaagde] schade heeft geleden en er sprake zou zijn van verzuim, [gedaagde] haar schade onvoldoende heeft onderbouwd, zodat ook om die reden het beroep op verrekening niet opgaat.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.4.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 656,02 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is eveneens toewijsbaar.
Proceskosten
5.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.471,22
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.620,45, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 656,02 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.471,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de buitengerechtelijke kosten en proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.