ECLI:NL:RBZWB:2025:5820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/407701 / FA RK 23-1376
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over zorg- en opvoedingstaken in echtscheidingsprocedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2025 een nadere beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kinderen centraal stonden. De vrouw en de man, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben in de procedure gediscussieerd over de verantwoordelijkheden voor de zorg op woensdag, wat leidde tot een aanhoudende procedure in afwachting van een rapportage van het Uniform Hulpaanbod (UHA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn geweest om overeenstemming te bereiken over de zorgregeling, wat resulteerde in een afwijzing van hun verzoeken om onderlinge afspraken op te nemen in de beschikking.

De rechtbank heeft de voorlopige zorgregeling bevestigd, waarbij de vrouw verantwoordelijk is voor de zorg op woensdagochtend vanaf 8:30 uur. De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang van de kinderen is om duidelijkheid te scheppen, gezien de voortdurende spanningen tussen de ouders. De rechtbank heeft ook de rol van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, die adviseerde om de huidige regeling te handhaven, met uitzondering van de woensdag. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de zorgregeling aan te houden tot de UHA-rapportage afgerond was, afgewezen, omdat deze rapportage al was ontvangen.

De rechtbank heeft de ouders aangespoord om samen te werken en het belang van de kinderen voorop te stellen, maar heeft uiteindelijk besloten dat de vrouw de zorg op woensdagochtend moet dragen. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken en biedt een gedetailleerd overzicht van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen, evenals de afspraken over vakanties en feestdagen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/407701 / FA RK 23-1376
Datum uitspraak: 15 augustus 2025
nadere beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.M. Schoots,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. P.N.M. de Gier.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 17 juni 2024 en alle daarin vermelde stukken;
- de rapportage van [zorgaanbieder] van het Uniform Hulpaanbod
(hierna: UHA) van 7 oktober 2024, ontvangen op 20 november 2024;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie
Breda (hierna: de Raad), van 9 december 2024;
- de brief van mr. De Gier van 20 december 2024;
- de brief van mr. Schoots van 30 december 2024;
- de brief met bijlagen van mr. De Gier van 20 juni 2025;
- de brief met bijlage van mr. Schoots van 23 juni 2025.
1.2. De zaak is nader behandeld op de mondelinge behandeling van 3 juli 2025. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, verschenen. Ook was een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig.

2.De resterende verzoeken

2.1.
De vrouw verzoekt nu nog, samengevat:
- bepaling dat de vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt aangehouden tot de UHA-rapportage is afgerond;
- opneming van de door partijen getroffen regelingen in de beschikking.
2.2.
De man verzoekt nu nog, naar de rechtbank begrijpt, samengevat, vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in die zin dat hij verzoekt de onderlinge regelingen op te nemen in de beschikking, dan wel een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen bij hem zijn:
in de reguliere weken:
  • in het weekend van de oneven weken: van vrijdag uit school tot woensdagochtend naar school;
  • in de even weken van maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school;
en tijdens de schoolvakanties en feestdagen conform zijn voorstel zoals verwoord in zijn brief van 18 januari 2024.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 11 juli 2023 zijn partijen en de minderjarigen [minderjarige 1] (nu zeven jaar) en [minderjarige 2] (nu vijf jaar) doorverwezen naar een (jeugd)hulptraject. Daarbij is het loket verzocht in deze bodemprocedure de rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject in te dienen. Daarnaast is een voorlopige zorgregeling bepaald, waarbij de man en de kinderen voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar (samengevat):
- een weekend per twee weken van vrijdag uit school/kinderopvang/BSO tot woensdagochtend naar school/kinderopvang/BSO tot aan de zomervakantie in de even weken en na de zomervakantie in de oneven weken;
- iedere maandagmiddag uit school/kinderopvang/BSO tot woensdagochtend naar school/kinderopvang/BSO;
- tijdens de aanstaande zomervakantie van 22 juli tot en met 27 juli, van 31 juli tot en met 6 augustus en van 14 augustus tot en met 20 augustus;
- gedurende de eerste helft van de herfstvakantie (2023), waarbij het wisselmoment ligt op woensdag om 19.00 uur;
- tijdens de eerste week van de kerstvakantie (2023), inclusief eerste kerstdag (tweede kerstdag zijn de kinderen bij de vrouw),
met inachtneming van dat wat in rechtsoverweging 3.4. van die beschikking is overwogen.
3.2.
Bij beschikking in deze bodemprocedure van 17 juni 2024 is, samengevat, de echtscheiding uitgesproken, het convenant aangehecht, een voorlopige zorgregeling bepaald en de beslissing op het verzoek tot vaststelling van een definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden in afwachting van het hulpverleningstraject via het UHA. De door de rechtbank in deze procedure vastgestelde voorlopige zorgregeling is gelijk aan de in de voorlopige voorzieningenprocedure vastgestelde zorgregeling.
3.3.
Uit de UHA rapportage van 7 oktober 2024 blijkt dat de doelen van het (jeugd)hulpverleningstraject niet zijn behaald. Uit deze rapportage volgt dat de ouders zich de afgelopen periode wel meer zijn gaan focussen op hun eigen leven en dat onderling wel afspraken zijn gemaakt. Dat is positief. Beide ouders zijn liefdevol naar de kinderen en het contact tussen de kinderen en beide ouders lijkt goed te verlopen. De huidige, voorlopige, zorgregeling loopt goed. De vrouw wenst echter de zorgregeling op woensdag te wijzigen, vanwege haar werk. Dat leidt tot discussie. Beide ouders werken nu op woensdag, zodat er opvang geregeld dient te worden in het geval één van de kinderen ziek is. Volgens de zorgaanbieder leidt het tot het minst discussie als de ouders beurtelings de zorg dragen op woensdag bij ziekte of een studiedag bijvoorbeeld. De ouders lijken zich niet bewust van de consequenties van hun voortdurende spanning en strijd voor de kinderen. Volgens de zorgaanbieder moeten er knopen worden doorgehakt en jaarlijks het ouderschapsplan (met ondersteuning) geëvalueerd worden.
3.4.
De Raad heeft aangegeven dat er geen signalen bekend zijn dat de ontwikkeling van de kinderen wordt bedreigd. De Raad adviseert om de regeling zoals die nu wordt nagekomen, met uitzondering van de woensdag, vast te leggen. Er zijn ook geen signalen om aan te nemen dat de ene voorgestelde regeling voor de woensdag de voorkeur geniet boven de andere voorgestelde regeling. De ouders (en de kinderen) zijn echter wel gebaat bij duidelijkheid hierover. De verantwoordelijkheid voor de kinderen op woensdag zou wellicht per week of per maand kunnen worden afgewisseld, als de werkroosters van de ouders dit toelaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad nog geadviseerd om ook naar het netwerk van de vader te kijken. Ook adviseert de Raad de ouders jaarlijks het ouderschap te evalueren, onder begeleiding van hun advocaten of een mediator, omdat de situaties kunnen veranderen en de kinderen ouder worden. De Raad heeft de ouders nadrukkelijk meegegeven om het belang van de kinderen voorop te blijven stellen en het besluit van de rechtbank te accepteren.
3.5.
Volgens de man verloopt de huidige zorgregeling nu al geruime tijd goed, zodat die kan worden voortgezet. Dat betekent volgens de man dat hij tot woensdagochtend 8:30 uur verantwoordelijk is en de zorg draagt voor de kinderen. De man is cardioloog in een maatschap en heeft het zo kunnen regelen dat hij op maandag tot en met woensdagochtend naar school (8:30 uur) de zorg voor de kinderen kan dragen, maar meer is praktisch niet mogelijk. Daar komt bij dat partijen de zorg voor de kinderen gelijk willen verdelen, zodat de vrouw op woensdagochtend de verantwoordelijkheid en de zorg voor de kinderen zou moeten dragen. Als zij niet in staat is die ochtend zelf voor de kinderen te zorgen, kan zij [naam] (de vaste oppas van de kinderen) benaderen.
Ten aanzien van de opmerking van de vrouw over de woensdagmiddag merkt de man op dat hij openstaat voor buitenschoolse opvang. De ouders kunnen hierover in overleg met elkaar gaan. De man is het echter niet eens met verdeling van die kosten bij helfte, gelet op de overeengekomen kinderalimentatie.
3.6.
De vrouw voert verweer tegen de door de man verzochte reguliere zorgregeling, althans ten aanzien van de woensdag. De vrouw wenst dat de man op woensdag tot 12:30 uur verantwoordelijk is en de zorg voor de kinderen draagt. Ter onderbouwing hiervan voert zij aan dat ze een baan heeft en in [plaats] werkt. Dat brengt met zich dat zij niet zomaar naar huis kan gaan bij ziekte van één van de kinderen. Daar komt bij dat zij de kinderen in het verleden al heel vaak heeft moeten opvangen. De vrouw heeft daarbij de indruk gekregen dat een groot deel van de zorg voor de kinderen op haar schouders rust. In geval van calamiteiten wenst de vrouw daarom dat de ouders gelijkwaardig optrekken.
Ten aanzien van de woensdagmiddag merkt de vrouw het volgende op. Op dit moment past de moeder van de vrouw (oma mz) op woensdagmiddag op de kinderen. Dat vindt de vrouw heel prettig, omdat haar moeder een verlengde van haar is. Vanwege haar leeftijd komt er echter een moment dat oma (mz) dat niet meer kan. Als oma (mz) op woensdagmiddag niet meer kan oppassen, moet er kinderopvang worden geregeld en de kosten daarvoor moeten volgens de vrouw bij helfte worden gedeeld. De door de man voorgestelde oppas ( [naam] ) is ook al een vrouw op leeftijd.
3.7.
De rechtbank overweegt allereerst dat het partijen niet is gelukt algehele
overeenstemming te bereiken over de zorgregeling. Het is daardoor niet mogelijk om
onderlinge regelingen op te nemen in de beschikking, zoals door partijen is verzocht. Deze
verzoeken zullen daarom worden afgewezen. Ook het verzoek van de vrouw om te bepalen
dat de vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
wordt aangehouden tot de UHA-rapportage is afgerond, wordt afgewezen omdat de UHA
rapportage reeds is afgerond. De rechtbank zal gelet hierop het verzoek van de man tot
vaststelling van een zorgregeling conform zijn voorstel beoordelen.
3.8.
De rechtbank overweegt in dat kader als volgt. De man heeft zijn verzoek ten aanzien van het hoofdverblijf ingetrokken bij brief van 28 mei 2024 en tijdens de mondelinge behandeling heeft hij bevestigd dat dit verzoek niet langer wordt gehandhaafd. Gelet hierop zal de rechtbank in het dictum bepalen wanneer de kinderen bij ieder van de ouders zijn.
Gebleken is dat partijen het erover eens zijn dat de kinderen in ieder geval iedere maandag tot en met woensdagochtend naar school bij de man verblijven, vervolgens van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de vrouw en in het weekend verblijven de kinderen om en om bij ieder van de ouders. Partijen blijven echter van mening verschillen over de vraag wie er op woensdagochtend van 8:30 uur tot 12:30 uur verantwoordelijk is en de zorg voor de kinderen draagt indien nodig. Dat ziet met name op de situatie dat de kinderen die ochtend niet naar school kunnen vanwege ziekte of wanneer sprake is van een studiedag.
3.9.
Met partijen en de Raad is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de rechtbank hierover een beslissing neemt nu dit punt voor veel onrust zorgt. De rechtbank begrijpt dat het voor beide ouders moeilijk is om kinderen op te vangen bij ziekte. De vrouw werkt op afstand en voor de man is het vanwege zijn beroep zeer moeilijk om ad hoc de kinderen op te vangen. Het is een probleem waar veel werkende ouders mee te maken hebben. Het zou uiteraard de voorkeur hebben als partijen dit samen regelen op de momenten dat dit aan de orde is. Helaas blijken partijen daar niet toe in staat. Hoewel het begrijpelijk is dat het lastig is voor de vrouw om tijdens haar werk de kinderen op te vangen indien nodig, is geconstateerd dat het in de praktijk wel mogelijk is gebleken waarbij ook regelmatig oma moederszijde een rol heeft gespeeld. Daar komt bij dat de man naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat het voor hem, vanwege het werk dat hij doet, niet mogelijk is om de kinderen ad hoc op die ochtend op te vangen indien nodig. De vrouw is op de woensdagmiddag al verantwoordelijk voor de zorg van de kinderen. Dit zou daar dan op aansluiten. Overigens zorgt in de praktijk oma (mz) in die middag voor de kinderen. De vrouw heeft aangevoerd dat oma (mz) dit gelet op haar leeftijd misschien in de toekomst niet meer kan. Dit is echter een onzekere toekomstige omstandigheid, waar de rechtbank geen rekening mee zal houden. Als het de vrouw niet lukt om zelf de opvang van de kinderen op zich te nemen bij ziekte op woensdagochtend, kan zij wellicht een beroep doen op oma (mz) of de oppas zoals die door de man is aangevoerd. De vrouw stelt zich ten aanzien van dit laatste punt op het standpunt dat dan de kosten van de oppas voor rekening van de man moeten komen. Dit gaat echter het bestek van deze zitting te buiten nu de alimentatie hier niet aan de orde is. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de vrouw iedere woensdagochtend vanaf 8:30 uur verantwoordelijk is en de zorg voor de kinderen dient te dragen. Met deze beslissing sluit de rechtbank aan bij de voorlopige zorgregeling. Ten aanzien van de vrijdag in de oneven weken merkt de rechtbank volledigheidshalve op dat de vrouw verantwoordelijk is voor de kinderen totdat zij uit school komen. Dit volgt uit de huidige regeling en de door partijen overgelegde processtukken, met name het door de man voorgestelde en door de vrouw becommentarieerde ouderschapsplan.
3.10.
De rechtbank volgt met deze beslissing niet het advies van de Raad om ouders beurtelings op woensdag voor de kinderen te laten zorgen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat hierdoor alleen maar meer discussies tussen de ouders kunnen ontstaan. De woensdag is al lange tijd onderwerp van geschil, wat de rechtbank niet in het belang van de kinderen acht. Uit de UHA rapportage blijkt namelijk al dat de ouders zich niet, althans onvoldoende, bewust lijken van de consequenties van hun voortdurende spanning en strijd voor de kinderen.
3.11.
Tijdens de mondelinge behandeling is ook gesproken over de verdeling van de vakanties en feestdagen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen daarover overeenstemming bereikt. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen, zoals in het dictum vermeld. De rechtbank merkt hierbij op dat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij geen drie aaneengesloten weken vakantie in de zomervakantie kan opnemen. Ook geldt dat de ouders ten aanzien van de kinderfeestjes zijn overeengekomen dat zij beiden aanwezig mogen zijn. De ouders zullen proberen de datum van de kinderfeestjes in onderling overleg af te stemmen, maar anders kiest de ouder die het kinderfeestje dat jaar organiseert de datum. Ook ten aanzien van hun eigen verjaardagen of de verjaardag van de moeder van één van de ouders zullen partijen met elkaar in overleg treden. Partijen treden tot slot met elkaar in overleg over de vraag of de kinderen na een betreffende feestdag bij de andere ouder zullen blijven slapen.
3.12.
De rechtbank merkt nog op dat de vrouw in het door haar aangepaste concept ouderschapsplan nog enkele opmerkingen heeft gemaakt met betrekking tot (onder andere) identiteitsbewijzen van de kinderen, een informatieregeling en evaluatie van het ouderschap. Nu partijen hierover geen overeenstemming hebben bereikt en er geen verzoeken in dat kader voorliggen, kan de rechtbank hierover geen beslissing nemen.
Proceskosten
3.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018 ( [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2019 ( [minderjarige 2] );
in het kader van de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact:
met de vrouw:
  • in het weekend van de even weken: van woensdagochtend 8:30 uur tot maandagochtend naar school;
  • in de oneven weken van woensdagochtend 8:30 uur tot vrijdag uit school;
met de man:
  • in het weekend van de oneven weken: van vrijdag uit school tot woensdagochtend 8:30 uur;
  • in de even weken vanaf maandag uit school tot woensdagochtend 8:30 uur;
en in het kader van de verdeling van de vakanties en feestdagen gerechtigd zijn tot het hebben van contact:
met de vrouw:
  • tijdens de carnavalsvakantie in het even jaar;
  • tijdens de tweede week van de meivakantie in het even jaar en tijdens de eerste week van de meivakantie in het oneven jaar;
  • gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie, zijnde week 2 + week 3 + week 4 of zijnde week 3 + week 4 + week 5, tussen partijen onderling af te stemmen voor 1 december van het voorgaande kalenderjaar;
  • tijdens de herfstvakantie in het oneven jaar;
  • tijdens de eerste week van de kerstvakantie in het even jaar (met uitzondering van Tweede Kerstdag) en tijdens de tweede week van de kerstvakantie in het oneven jaar;
  • tijdens Goede Vrijdag en Eerste Paasdag in de oneven jaren;
  • tijdens Tweede Paasdag in de even jaren;
  • tijdens Hemelvaart in de even jaren;
  • tijdens Pinksteren en Koningsdag in de oneven jaren;
  • op de verjaardagen van de kinderen in de even jaren, waarbij de vrouw het kinderfeestje organiseert;
  • een en ander met inachtneming van dat wat in rechtsoverweging 3.11 overwogen is;
met de man:
  • tijdens de carnavalsvakantie in het oneven jaar;
  • tijdens de eerste week van de meivakantie in het even jaar en tijdens de tweede week van de meivakantie in het oneven jaar;
  • gedurende drie weken in de zomervakantie, zijnde week 1 + week 5 + week 6 of zijnde week 1 + week 2 + week 6, tussen partijen onderling af te stemmen voor 1 december van het voorgaande kalenderjaar;
  • tijdens de herfstvakantie in het even jaar;
  • tijdens de tweede week van de kerstvakantie in het even jaar en tijdens de eerste week van de kerstvakantie (met uitzondering van Tweede Kerstdag) in het oneven jaar;
  • tijdens Goede Vrijdag en Eerste Paasdag in de even jaren;
  • tijdens Tweede Paasdag in de oneven jaren;
  • tijdens Hemelvaart in de oneven jaren;
  • tijdens Pinksteren en Koningsdag in de even jaren;
  • op de verjaardagen van de kinderen in de oneven jaren, waarbij de man het kinderfeestje organiseert;
  • een en ander met inachtneming van dat wat in rechtsoverweging 3.11 overwogen is;
4.2.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Jansen, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.