ECLI:NL:RBZWB:2025:581

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
02-284965-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, specifiek metamfetamine en MDMA. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. Ü.D. Colak, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen reden was voor schorsing van de vervolging. De verdediging voerde aan dat er sprake was van stelselmatige observatie en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar de rechtbank verwierp dit verweer.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met medeverdachten goederen had vervoerd die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De verdachte had beschikkingsmacht over de goederen in de Sprinter, maar niet over de goederen in een afgesloten container. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de goederen bestemd waren voor een strafbaar feit. De rechtbank achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen.

De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd. De beslissing berustte op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank hield rekening met het lange tijdsverloop van de procedure en de omstandigheden van de verdachte, die geen nieuwe feiten had gepleegd en onder toezicht van de reclassering had geleefd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/284965-21
vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. Ü.D. Colak en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eerst bij dupliek, naar aanleiding van de verdediging in de zaak van [medeverdachte 1], op het standpunt gesteld dat er sprake is van stelselmatige observatie en dat door het ontbreken van BOB-stukken vraagtekens moeten worden gezet bij het opsporingsonderzoek. Dit mede in het licht van de bekende twijfelachtige werkwijze van het flexteam. Hieraan moeten consequenties worden verbonden. De raadsvrouw voert aan dat in de zaak van [medeverdachte 1] als meest verstrekkend verweer is gevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard en dat is zij ook van mening.
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van stelselmatige observatie. Zij heeft verwezen naar de eerdere beslissing hieromtrent van de rechter-commissaris.
3.1.2
Het oordeel van de rechtbank
In artikel 359a Sv is bepaald welke rechtsgevolgen de rechter kan verbinden aan de vaststelling dat in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. Bij de toepassing van een van de rechtsgevolgen bij een onherstelbaar vormverzuim dient de rechtbank rekening te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daarmee wordt veroorzaakt.
De rechtbank overweegt dat hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht over het vormverzuim, niet voldoet aan de eisen die volgens vaste rechtspraak aan de inrichting van dergelijke verweren worden gesteld. Daarbij is in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdediging heeft nagelaten het verweer te voeren aan de hand van
allein artikel 359a, tweede lid, Sv omschreven factoren, waaronder het nadeel dat de verdachte als gevolg van de veronderstelde vormverzuimen zou hebben gehad en welk gevolg aan het vormverzuim zou moeten worden verbonden. Het verweer wordt verworpen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. Er was sprake van beschikkingsmacht en wetenschap. Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] de spullen in de Sprinter geladen. Hij wist naar welke loods hij moest en had de sleutel. Hij had in ieder geval ernstig moeten vermoeden dat de spullen bestemd waren tot het plegen van een strafbaar feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er was weliswaar sprake van beschikkingsmacht over de goederen die zijn aangetroffen in de bus, maar de wetenschap ontbrak bij verdachte. Met betrekking tot de goederen die zijn aangetroffen in de container in de loods ontbrak ook de beschikkingsmacht. Deze container was afgesloten en de politie heeft deze moeten openbreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 19 oktober 2021 zag het flexteam van de politie Rotterdam een Volkswagen Caddy rijden die zij eerder bij observaties op 9 juli en 15 oktober 2021 hadden gezien. Op 9 juli 2021 hadden de inzittenden van de Caddy een ontmoeting met personen die in verband worden gebracht met overtredingen van de Opiumwet. Op 15 oktober 2021 is waargenomen dat twee inzittenden van de Caddy 8 jerrycans in en ondergrondse container deponeerden en daarbij constant om zich heen keken. Het flexteam besloot naar aanleiding van deze eerdere bevindingen deze Caddy te volgen. Na enige tijd en enkele tussenstops wordt de Caddy met daarin als bestuurder verdachte [verdachte] gevolgd naar de Shell op de Maasboulevard te Rotterdam. Hier hebben verdachte [verdachte] en de bijrijder, geïdentificeerd als [medeverdachte 1], een ontmoeting met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] stapt in een Mercedes Sprinter en rijdt achter de Caddy aan naar een restaurant bij de [locatie]. Daar stappen [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Sprinter. [medeverdachte 2] ging het restaurant in en bleef daar achter. De Sprinter is vervolgens door het flexteam gevolgd naar een loods in [plaats], waarbij is gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] spullen uit de loods in de Sprinter hebben geladen. Ook is de Sprinter met de achterzijde in de loods gezet en zo aan het zicht onttrokken geweest. Na ongeveer een uur reden zij terug naar de [locatie], waar [medeverdachte 2] nog was. [medeverdachte 2], als bestuurder, en [medeverdachte 1], als bijrijder, reden weg in de Sprinter en verdachte [verdachte] in de Caddy. Beide voertuigen zijn niet veel later stilgezet door de politie. In de laadruimte van de Sprinter werden goederen aangetroffen waarvan bij de politie bekend is dat die in de aangetroffen samenstelling gebruikt worden bij de productie van harddrugs, te weten twee filterunits bevestigd op een ketel, een “druk” reactieketel met een roermotor, twee scheitrechters, een hoeveelheid platinaoxide, vacuümpompen, drie inductiekookplaten en een hoeveelheid klein laboratorium glaswerk. Later zijn door de politie in een afgesloten zeecontainer in de loods in [plaats] ook dergelijke goederen aangetroffen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is, of verdachte beschikkingsmacht over de goederen had en wist of ernstig had moeten vermoeden dat de goederen bestemd waren tot het plegen van een strafbaar feit, in deze zaak de productie van synthetische drugs. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Beschikkingsmacht
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] vanuit de loods in [plaats] de Sprinter bus ingeladen. Er was dan ook sprake van beschikkingsmacht over de goederen die in de Sprinter zijn aangetroffen.
Dit is anders voor de goederen die in de container in de loods zijn aangetroffen. Uit het dossier komt naar voren dat deze container was afgesloten en dat de politie dit slot heeft moeten openbreken toen zij de container binnen wilden gaan. Verder volgt niet dat verdachte een sleutel van deze container had of op enig moment dat hij in de loods was over de inhoud van de container kon beschikken. Deze goederen bevonden zich hierdoor buiten de machtssfeer en van beschikkingsmacht is niet gebleken. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel daarom partieel vrijspreken.
Wetenschap
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is ook vereist dat verdachte wist dat de goederen bestemd waren tot het plegen van het tenlastegelegde strafbare feit, of dat hij ernstige redenen had om dit te vermoeden. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij gereedschappen moest verhuizen, maar dat hij op geen enkel moment heeft geweten dat de goederen geschikt waren of gebruikt werden voor de productie van synthetische drugs. Ook heeft hij niks geks geroken. De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat er resten van verdovende middelen op de goederen die in de Sprinter lagen zijn aangetroffen. Daarnaast hebben verbalisanten opgeschreven dat zij direct toen de laadruimte van de Sprinter werd geopend een zeer sterke chemische geur hebben geroken. Dit moet verdachte ook hebben geroken toen hij de spullen, die in ieder geval niet onder de meest gebruikelijke definitie van gereedschap vallen, inlaadde. Op geen enkel moment heeft verdachte gecontroleerd of wat hij aan het doen was wel in de haak was. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de soort goederen die zijn aangetroffen, maken dat verdachte in ieder geval een ernstig moest vermoeden dat de goederen die hij vervoerde bestemd waren voor de productie van synthetische drugs.
Medeplegen
Verdachte is benaderd door [medeverdachte 1] om spullen te vervoeren. Hij is uiteindelijk samen met [medeverdachte 1] naar de loods gereden en heeft met hem de spullen in de Sprinter geladen. Het is verdachte die de sleutel van de loods had en die er dus voor heeft gezorgd dat ze feitelijk naar binnen konden. De rechtbank is van oordeel dat er gelet hierop sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, waarbij de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht was. Er is sprake van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 oktober 2021 te [plaats], gemeente Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer hoeveelheden metamfetamine en/of MDMA, zijnde metamfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorwerpen en een vervoermiddel voorhanden heeft gehad, te weten
- een bestelbus (Mercedes Sprinter) en
- twee filterunits bevestigd op een ketel en een “druk” reactieketel met een
roermotor en twee scheitrechters en een hoeveelheid platinaoxide en
vacuümpompen en drie inductiekookplaten een hoeveelheid klein laboratorium
glaswerk waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Hij heeft goederen die hiervoor bestemd zijn voorhanden gehad. Het gebruik van synthetische drugs brengt ernstige gezondheidsrisico's mee. Daarnaast is de wereld van de synthetische drugs oorzaak van verschillende soorten andere schade, zoals schade aan het milieu door afvaldumping. Ook is deze wereld regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies waarin de laatste jaren steeds vaker onschuldige burgers betrokken lijken te raken.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de aard en ernst van het feit. Verdachte is een van de onmisbare schakels geweest in de productie van synthetische drugs en is hier wat de rechtbank betreft tot en met de zitting niet open en eerlijk over geweest. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd. De rechtbank zal sterk afwijken van de eis van de officier van justitie. Hierin is naar het oordeel van de rechtbank geen rekening gehouden met de omstandigheden van deze specifieke verdachte en zaak.
De rechtbank houdt rekening met het lange tijdsverloop. Hoewel de redelijke termijn formeel niet is overschreden ligt het niet enkel aan verdachte dat de zaak pas zo laat kon worden behandeld. In deze lange periode heeft verdachte de kans gekregen om te laten zien dat hij een delictvrij leven wil en kan lijden. Deze kans heeft hij gepakt. Uit zijn strafblad volgt niet dat hij nieuwe feiten heeft gepleegd. Ook heeft verdachte langdurig onder toezicht van de reclassering geleefd door middel van de schorsingsvoorwaarden, iets dat hij ook goed heeft doorlopen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een gevangenisstraf op te leggen, ook niet voorwaardelijk. Zij acht een taakstraf passend.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 150 uur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren of verdachte deze voorwerpen ten eigen bate kan aanwenden en de voorwerpen tot het begaan van een misdrijf zijn vervaardigd of bestemd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
- 2 stuks Colli/fust, goednummer PL2000-2021280829-2389190.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. A.G. van Hedel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 februari 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te [plaats], gemeente Roosendaal, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) metamfetamine en/of MDMA,
zijnde metamfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of
meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden
en/of te bevorderen,
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, te weten
- een bestelbus (Mercedes Sprinter) en/of
- twee filterunits bevestigd op een ketel en/of een “druk” reactieketel met een
roermotor en/of twee scheitrechters en/of een hoeveelheid platinaoxide en/of
vacuümpompen en/of drie inductiekookplaten een hoeveelheid klein laboratorium
glaswerk en/of
- in een loods/zeecontainer een destillatie-opstelling en/of een industrieel
destillatie apparaat en/of een tabletteermachine met stempels en/of drie
waterstofgasflessen en/of een aantal mallen en/of een hoeveelheid
verpakkingsmateriaal en/of een hoeveelheid klein laboratorium glaswerk en/of
hoeveelheden chemicaliën (zoutzuur en/of ammoniak),
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van het/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )