ECLI:NL:RBZWB:2025:5801
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak in gemeente Veere
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 27 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 15 februari 2024 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats 2] vastgesteld op € 1.625.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbenden, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.W. van Koeveringe, stelden dat deze waarde te hoog was en bepleitten een waarde van € 1.200.000. De rechtbank heeft op 16 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbenden en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen is gebruikt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde en dat de argumenten van belanghebbenden niet opwegen tegen de gepresenteerde gegevens. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beschikking en de aanslag in stand blijven. Belanghebbenden krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.