ECLI:NL:RBZWB:2025:5799
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Middelburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 27 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 8 februari 2024 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 519.000 per 1 januari 2023. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende, eigenaar van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde een waarde van € 485.000 voor. De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [naam]. Belanghebbende was afwezig.
De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende en de beroepsgronden in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning en de bijbehorende aanslag OZB niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn vergeleken met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de onderlinge verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van belanghebbende.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beschikking en de aanslag OZB in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.