ECLI:NL:RBZWB:2025:5782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
11648991 \ CV EXPL 25-1280
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens huurachterstand

In deze zaak vorderen de eisers, verhuurders, de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege huurachterstand. De huurovereenkomst, die op 29 augustus 2024 tot stand kwam, is per 23 februari 2025 geëindigd. De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden, wat de eisers rechtvaardigt om de huurovereenkomst te ontbinden. De gedaagde erkent de huurachterstand tot en met april 2025, maar voert aan dat de verhuurder ook de andere huurder moet aanspreken en beroept zich op opschorting vanwege gebreken aan het gehuurde. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van de gedaagde niet slaagt, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij de verhuurder op de hoogte heeft gesteld van de gebreken. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eisers toe, inclusief de huurachterstand, ontruiming van het gehuurde en proceskosten. De beslissing is genomen op 13 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11648991 \ CV EXPL 25-1280
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. De Windt,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juni 2025 en de daarin genoemde stukken,
- de e-mail van 4 juli 2025 van de gemachtigde van [eisers] met aanvullende stukken,
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eisers] als verhuurder en [gedaagde] en de heer [naam] als huurders, is op 29 augustus 2024 een schriftelijke huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand gekomen voor de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: de huurovereenkomst en het gehuurde). De maandelijkse huurprijs bedraagt € 850,00 en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
De huurovereenkomst tussen [eisers] en [naam] is per 23 februari 2025 geëindigd.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vordert - kort gezegd - dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de huurovereenkomst zal ontbinden en [gedaagde] zal veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, alsmede [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de (achterstallige) huur, gebruiksvergoeding en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met proceskosten en rente.
3.2.
Aan de vordering legt [eisers] ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan. De huurachterstand tot en met april 2025 bedraagt € 4.825,00 en is daarna verder opgelopen. De huurachterstand bedraagt dus meer dan drie maanden, wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde] erkent de huurachterstand tot en met april 2025, maar hij voert aan dat [eisers] (in elk geval voor een deel daarvan) ook [naam] moet aanspreken. Daarnaast beroept [gedaagde] zich op opschorting, omdat geen werkende warmwatervoorziening aanwezig is, zodat volgens [gedaagde] sprake is van een gebrek aan het gehuurde. Ook wijst hij op de slechte toestand van het gehuurde. [gedaagde] wil graag in de woning blijven wonen.

4.De beoordeling

4.1.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. [gedaagde] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De kantonrechter zal daaraan de gevolgtrekking verbinden die zij geraden acht.
Huurachterstand, ontbinding en ontruiming
4.2.
De kantonrechter zal de gevorderde huurachterstand, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde toewijzen en legt hierna uit waarom.
4.3.
[gedaagde] heeft in zijn mondelinge antwoord de huurachterstand tot en met april 2025 erkend. Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] een beroep gedaan op opschorting. Dat slaagt niet. [gedaagde] voert namelijk wel aan dat het gehuurde een gebrek heeft, maar hij heeft dit niet onderbouwd. Bovendien heeft [eisers] dit gemotiveerd weersproken. Daarnaast geldt dat in de wet is bepaald dat wanneer sprake is van een gebrek aan het gehuurde, de verhuurder hiervan in kennis dient te worden gesteld en de gelegenheid moet worden geboden dit gebrek te herstellen. [gedaagde] heeft niet toegelicht of, en zo ja wanneer, hij [eisers] in kennis heeft gesteld van de niet-functionerende warmwatervoorziening en/of van de slechte toestand van het gehuurde. Evenmin heeft [gedaagde] gesteld dat hij de gelegenheid aan [eisers] heeft geboden om dit te herstellen. Voorts heeft [eisers] aangetoond dat hij diverse herstellingen aan het gehuurde heeft verricht.
4.4.
Ook het verweer van [gedaagde] dat [eisers] (ook) [naam] dient aan te spreken voor de huurachterstand, slaagt niet. In de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst is namelijk opgenomen dat iedere huurder hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de huur. Dat betekent dat het [eisers] vrij staat de huurachterstand (alleen) op [gedaagde] te verhalen. [gedaagde] dient eventuele aanspraken die hij meent op [naam] te hebben, zelf op hem te verhalen.
4.5.
De conclusie van het voorgaande is dat het gevorderde bedrag van € 4.825,00 aan huurachterstand zal worden toegewezen. De huurachterstand is ruim negen maanden. [gedaagde] komt de huurovereenkomst dus al langere tijd niet na. De door [eisers] gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal daarom eveneens worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.6.
De kantonrechter wijst ook toe de huurachterstand die na april 2025 is opgelopen en het gevorderde bedrag van € 850,00 per maand als gebruiksvergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] vanaf de datum van ontbinding in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen.
Rente en kosten
4.7.
[eisers] vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Dit deel van de vordering is door [gedaagde] niet weersproken en voldoet aan de wettelijke eisen. Het gevorderde bedrag van € 456,78 (inclusief btw) komt overeen met het daarvoor geldende tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
4.8.
Omdat [gedaagde] een achterstand heeft in de huurbetalingen, moet hij ook de daarover gevorderde wettelijke rente betalen. De gevorderde verschenen en toekomstige rente over de hoofdsom zal - als niet weersproken - worden toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.215,45

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [plaats] aan het [adres] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eisers] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen:
- een bedrag van € 5.378,63 aan huur tot en met april 2025 (bestaande uit € 4.825,00 aan huurachterstand tot en met april 2025, € 456,78 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 96,85 aan verschenen rente tot en met 7 april 2025), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.825,00 vanaf 8 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 850,00 per maand of gedeelte daarvan aan huur danwel gebruiksvergoeding vanaf april 2025 tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.215,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.