Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere malen blikjes bier heeft gestolen bij een supermarkt in Waalwijk. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Rotterdam. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en er was voldoende bewijs om de diefstal wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de rechtbank passend achtte gezien de recidive van de verdachte en zijn alcoholproblematiek. De rechtbank stelde vast dat de verdachte een fors strafblad had en dat eerdere straffen niet hadden geleid tot gedragsverandering. De ISD-maatregel werd opgelegd voor de maximale duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.
De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel af, omdat de verdachte al een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd kreeg in de hoofdzaak. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.