ECLI:NL:RBZWB:2025:577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
02-800134-09
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1969, die momenteel verblijft in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar toegewezen. De tbs-maatregel is in 2013 aangevangen en is sindsdien meerdere keren verlengd. De rechtbank baseert haar beslissing op het advies van de tbs-instelling, waarin wordt gesteld dat de betrokkene lijdt aan een pedofiele stoornis en een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds een verhoogd recidiverisico aanwezig is en dat de betrokkene nog stappen moet maken in zijn behandeling. De rechtbank heeft ook de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft benadrukt dat de tbs-maatregel noodzakelijk is vanwege de aanwezige stoornissen en risico's. De verdediging heeft aangegeven dat de betrokkene zich niet verzet tegen de verlenging van de tbs-maatregel. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs-maatregel eisen. De rechtbank heeft daarom besloten de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-800134-09
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
thans verblijvende te [FPC] op het [adres] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 september 2009;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 24 december 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [betrokkene] (hierna: betrokkene) van 1 juli 2023 tot en met 28 september 2024;
- het rapport van de [tbs-instelling] (hierna: tbs-instelling)
d.d. 12 november 2024, waarin het advies van de tbs-instelling is vermeld;
- het rapport van [psychiater] d.d. 12 augustus 2024;
- het rapport van [psycholoog] d.d. 24 september 2024.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 maart 2010 is betrokkene in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en tbs met verpleging van overheidswege wegens kindermisbruik en kinderporno.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs-maatregel is op 6 februari 2013 aangevangen en laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 14 februari 2023 verlengd met een termijn van twee jaar. Deze beslissing is op 29 juni 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd.
Ter terechtzitting van 23 januari 2025 is de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, gehoord. Ook is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem. Verder is [deskundige] , GZ-psycholoog en hoofd behandelaar bij de [FPC] ( [locatie] ), als deskundige gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

Volgens het rapport van de tbs-instelling is bij betrokkene sprake van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type en een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, antisociale, narcistische, histrionische en borderline trekken. Daarnaast functioneert betrokkene op een zwakbegaafd niveau.
Betrokkene is op 10 juli 2018 opgenomen in de [tbs-instelling] en is op 27 september 2024 overgeplaatst naar de longcare-voorziening van de [FPC] . Binnen de behandeling van betrokkene is duidelijk geworden dat laagdrempelige behandeling en langdurig toezicht noodzakelijk zijn om te voorkomen dat betrokkene terugvalt in grooming-gedrag wanneer spanningen oplopen. Er is nog altijd sprake van onvoldoende probleembesef. Binnen de huidige setting van de tbs-maatregel is er voldoende toezicht, controle en begeleiding aanwezig zodat betrokkene niet in delictgedrag vervalt. Wanneer deze begeleiding en het toezicht afnemen, zal het recidiverisico toenemen. Het voortzetten van de tbs-maatregel is nog voor langere tijd noodzakelijk, zodat ingezet kan worden op het komen tot een goede samenwerking, afspraakbetrouwbaarheid, het vergroten van copingvaardigheden en het kunnen uitbreiden van verloven.
Gelet op de nog aanwezige problematiek, het hoge risicoprofiel en de grote hoeveelheid nog te zetten stappen in de behandeling, adviseert de tbs-instelling om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.
Ter zitting heeft de deskundige, [deskundige] , daaraan nog toegevoegd dat de startperiode binnen de [FPC] goed is verlopen. Bij betrokkene is een diagnostisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de komende maanden het resultaat wordt verwacht. Onbegeleid werkverlof zal de eerste te nemen stap zijn, maar het is nog te vroeg om daar een termijn aan te koppelen.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

In verband met zijn overplaatsing naar de longcare-voorziening van de [FPC] en de verwachting dat de tbs-maatregel met twee jaar zal worden verlengd, heeft betrokkene niet mee willen werken aan het pro justitia onderzoek door [psychiater] en [psycholoog] , zodat zij geen advies hebben kunnen uitbrengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat uit het advies van de tbs-instelling blijkt dat nog steeds sprake is van stoornissen en van risico’s die maken dat de tbs-maatregel moet voortduren. Zij is dan ook bij haar vordering gebleven om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij blij is met zijn overplaatsing naar de [FPC] en hij zich realiseert dat zijn behandeling niet binnen een jaar zal zijn afgerond.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat betrokkene zich niet verzet tegen de verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar.

7.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van deze maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op het advies van de tbs-instelling concludeert de rechtbank dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Daarnaast is de rechtbank op basis van de stukken van oordeel dat sprake is van een verhoogd recidiverisico wanneer de tbs-maatregel wegvalt. Het voorgaande betekent dat is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de tbs-maatregel eist.
De rechtbank is, gelet op het advies van de tbs-instelling en hetgeen door de deskundige ter zitting naar voren is gebracht, van oordeel dat betrokkene nog stappen dient te maken in zijn behandeling. Het is niet aannemelijk dat het nog te doorlopen traject in een jaar zal zijn afgerond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege van betrokkene moet worden verlengd met twee jaar.

8.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Spelde en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 februari 2025.