ECLI:NL:RBZWB:2025:574

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
02-810610-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1982, die momenteel verblijft in een tbs-instelling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar toegewezen. De rechtbank baseert haar beslissing op de adviezen van de tbs-instelling en externe gedragsdeskundigen, die hebben aangegeven dat er bij de betrokkene sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel. De betrokkene is eerder veroordeeld voor ontuchtige handelingen en heeft een problematische behandelgeschiedenis, waarbij hij niet in staat is gebleken om de voorwaarden van de tbs-maatregel na te leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen in het geding is en dat de behandeling van de betrokkene nog veel tijd zal vergen. De rechtbank heeft de frustraties van de betrokkene over de personeelswisselingen binnen de tbs-instelling erkend, maar dit vormt geen reden om de verlenging van de tbs-maatregel niet toe te staan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar moet worden verlengd, zodat de behandeling van de betrokkene kan worden voortgezet en de kans op recidive kan worden verminderd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-810610-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
thans verblijvende te [tbs-instelling] op het [adres]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2015;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 13 december 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [betrokkene] (hierna: betrokkene) van 1 april 2023 tot en met 1 oktober 2024;
- het rapport van de tbs-instelling [tbs-instelling] (hierna: tbs-instelling)
d.d. 5 december 2024, waarin het advies van de tbs-instelling is vermeld;
- het rapport van [psychiater] d.d. 1 november 2024;
- het rapport van [psycholoog] d.d. 28 september 2024.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2015 is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van 193 dagen, met aftrek van voorarrest, en tbs met voorwaarden wegens een minderjarige door misleiding te bewegen ontuchtige handelingen te plegen en een foto van zijn penis te sturen.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met voorwaarden is op 5 februari 2016 aangevangen. Wegens het bij herhaling niet
nakomen van de voorwaarden is de tbs-maatregel bij beslissing van deze rechtbank van
17 november 2021 omgezet naar tbs met verpleging van overheidswege.
De tbs met verpleging van overheidswege is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 14 februari 2023 verlengd met twee jaar. Deze beslissing is op 6 juli 2023 in beroep bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2025 is de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, gehoord. Ook is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem. Verder is [regiebehandelaar] bij de tbs-instelling, als deskundige gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

Volgens het rapport van de tbs-instelling is bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale (psychopathische) en narcistische trekken en een andere gespecificeerde parafiele stoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik die in een langdurige remissie is.
Betrokkene is op 18 mei 2022 opgenomen in de tbs-instelling. Hij werkt mee aan zijn behandeling, maar laat ook een ambivalente houding zien en zijn pathologie frustreert de voortgang. Er is sprake van afweer, waardoor betrokkene niet in staat is om meer inzicht te geven en te krijgen in zijn eigen problematiek. Dit bemoeilijkt verdieping. De tbs-instelling twijfelt daarom of psychotherapie voor responsiviteit gaat zorgen. Momenteel loopt er een onderzoek naar het sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau van betrokkene. Zodra de resultaten bekend zijn, wordt bekeken of een verdere delictgerelateerde behandeling kan plaatsvinden.
Op dit moment zijn uitspraken over het einddoel van de resocialisatie nog prematuur. Het verdere verloop van het behandeltraject zal moeten uitwijzen welke mate van vrijheid in de toekomst haalbaar zal zijn en welke mate van begeleiding en controle betrokkene hierbij nodig zal hebben. Gelet op zijn behandelgeschiedenis is de inschatting dat betrokkene hier langdurig op zal zijn aangewezen.
Gezien de nog onverminderde en hardnekkige pathologie, het hoge risico op recidive in seksueel ontoelaatbaar gedrag in geval van beëindiging van de tbs-maatregel en de grote hoeveelheid nog te zetten stappen in de behandeling, adviseert de tbs-instelling om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.
Ter zitting heeft de deskundige, [regiebehandelaar] , daaraan nog toegevoegd dat naast de afweer van betrokkene ook de personeelswisselingen binnen de tbs-instelling er mede aan bijdragen dat het behandeltraject van betrokkene vastloopt. Het onderzoek naar het sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau van betrokkene zal in de komende drie tot vier maanden plaatsvinden, waarna het behandeltraject verder in gang kan worden gezet.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

[psychiater] en [psycholoog] hebben in hun rapporten aangegeven dat bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk narcistische en daarnaast antisociale en borderline trekken. Daarnaast is sprake van een andere gespecificeerde parafiele stoornis. Verder is sprake van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik die momenteel in remissie is. Indien de tbs-maatregel wordt beëindigd wordt het risico op seksueel gewelddadig gedrag ingeschat als hoog. De behandeling van betrokkene is recent aangevangen en voortzetting daarvan is van belang. Daarbij is intensieve controle nodig op het internetgedrag van betrokkene en zijn houding naar meisjes tijdens verloven. De aard en ernst van de pathologie en de voorgeschiedenis van de behandeling van betrokkene binnen de tbs-maatregel schetsen de prognose dat het bewerken van de pathologie en het recidiverisico langere tijd zal duren. Bovendien is er nog geen zicht op uitstroom. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat over een jaar tot een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan worden overgegaan. De psychiater en psycholoog adviseren dan ook om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven. Daartoe voert zij aan dat uit de rapportages blijkt dat sprake is van afweer en de behandeling van betrokkene nog niet van de grond is gekomen door de aard van zijn problematiek. Gelet op het hoge recidiverisico bij het wegvallen van de tbs-maatregel, acht zij van belang dat de tbs-instelling zorgvuldig bekijkt hoe de behandeling van betrokkene vorm moet worden gegeven. Zij ziet op dit moment geen reden om een vinger aan de pols te houden door middel van het verlengen van de tbs-maatregel met slechts één jaar in plaats van twee jaar.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel begrijpt. Hij heeft aangegeven dat zijn behandeling niet van de grond komt, mede door veelvuldige personeelswisselingen binnen de tbs-instelling.
De raadsvrouw heeft ter zitting betoogd dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege dient te worden verlengd met één jaar. Er lijkt een discrepantie te zijn tussen de adviezen van de gedragsdeskundigen en de tbs-instelling over de lijn van de behandeling. De tbs-instelling twijfelt of therapie nog zinvol is wegens het afweermechanisme van betrokkene, waardoor op dit moment nog niets over de verdere lijn van de behandeling kan worden gezegd. Betrokkene erkent dat sprake is van afweer en wil hieraan werken in therapie. Uit de rapporten van de psychiater en psycholoog volgt ook dat er op behandeling van de pathologie van betrokkene moet worden ingezet. Gelet op de discrepantie tussen de adviezen van de gedragsdeskundigen en de tbs-instelling verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om een vinger aan de pols te houden en de tbs-maatregel met één jaar te verlengen.

7.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van deze maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op de adviezen van de tbs-instelling en de externe gedragsdeskundigen concludeert de rechtbank dat bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Daarnaast is de rechtbank op basis van de stukken van oordeel dat sprake is van een hoog recidiverisico wanneer de tbs-maatregel wegvalt. Om het recidiverisico te verlagen moet de kernproblematiek van betrokkene worden aangepakt.
Het voorgaande betekent dat is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de tbs-maatregel eist. Dit staat overigens ook niet ter discussie.
Als uitgangspunt geldt dat de tbs-maatregel moet worden verlengd met een termijn van twee jaar als aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie van betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs-maatregel met een termijn van één jaar.
De rechtbank is van oordeel dat door de tbs-instelling en de externe gedragsdeskundigen duidelijk is onderbouwd dat het traject van betrokkene nog een geruime tijd in beslag zal nemen. Hoewel de rechtbank de frustratie van betrokkene over de personeelswisselingen en het vastlopen van zijn traject begrijpt, vormt dat geen reden om van voornoemd uitgangspunt af te wijken. Betrokkene moet behandeld worden en daarvoor moeten nog vele stappen worden gezet. Daarom is het niet aannemelijk dat het nog te doorlopen traject in een jaar zal zijn afgerond.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege van betrokkene moet worden verlengd met twee jaar.

8.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Spelde en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 februari 2025.