ECLI:NL:RBZWB:2025:5733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/437962 / JE RK 25-1351
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 15 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met een jaar, tot 16 augustus 2026, en de machtiging tot uithuisplaatsing met een maand, tot 16 september 2025, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. De zaak is behandeld in een mondelinge zitting op 15 augustus 2025, waarbij de advocaat van de moeder, mr. Brouwer, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder en de vader zijn niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping. De kinderrechter heeft [minderjarige] via een Teams-verbinding gehoord over zijn situatie en mening.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog steeds aanwezig is en zelfs lijkt te zijn toegenomen. [minderjarige] heeft in het verleden problematisch gedrag vertoond, waaronder weglopen en agressief gedrag. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de moeder niet in staat is om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en dat haar houding wisselend is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/437962 / JE RK 25-1351
Datum uitspraak: 15 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
briefadres in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 juli 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2025. De kinderrechter heeft de zaken vanwege de inhoudelijke samenhang gelijktijdig met zaaknummers C/02/438697 / JE RK 25-1477 en C/02/438701 / JE RK 25-1478 behandeld. Op zaaknummers C/02/438697 / JE RK 25-1477 en C/02/438701 / JE RK 25-1478 wordt bij separate beschikking beslist, maar de beschikkingen dienen in samenhang met elkaar te worden gelezen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 augustus 2025 zijn verschenen:
  • de advocaat van de moeder, mr. Brouwer als vervanger van mr. Pool;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.
De moeder is (met afmelding) niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. Ook de vader is ondanks behoorlijke oproeping niet verschenen.
Vanwege de inhoudelijke samenhang met de zaken met zaaknummers C/02/438697 / JE RK 25-1477 en C/02/438701 / JE RK 25-1478 is ook mr. R.T.K. Davidse, advocaat van [minderjarige] , tijdens de mondelinge behandeling aanwezig.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] (via Teams-verbinding) naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover (apart en in het bijzijn van zijn advocaat, mr. Davidse en een begeleidster van de [groep] ) een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 augustus 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 augustus 2024 en tot 16 november 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrecht van 7 november 2024 is het resterende deel van het verzoek tot de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toegewezen met ingang van 16 november 2024 en tot 16 augustus 2025.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 december 2024 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met ingang van 20 december 2024 en tot 16 augustus 2025.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van [geboortedag] 2025 is ten aanzien van [minderjarige] een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven met ingang van [geboortedag] 2025 en tot de afloopdatum van de ondertoezichtstelling te weten 16 augustus 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
2.7.
Op dit moment verblijft [minderjarige] bij [groep] te [plaats].

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de verzoeken. [minderjarige] verblijft momenteel bij [groep] . Eerder verbleef hij op de [behandelgroep] . [behandelgroep] had al aangegeven geen passende zorg aan [minderjarige] te kunnen bieden, als gevolg waarvan de GI naar alternatieven is gaan zoeken. In de tussentijd namen de zorgen toe en werd het gedrag van [minderjarige] heftiger; hij is meerdere keren weggelopen en ook nachten weggebleven waarbij hij dan vermoedelijk op straat of bij vreemden verbleef, zou zijn gewurgd, is gezien met drankflessen en hij heeft winkelverboden. Bij het wegloopgedrag van [minderjarige] speelt vermoedelijk de moeder ook een rol. Op 7 augustus jl. heeft [behandelgroep] aangegeven dat de situatie onhoudbaar is en is [minderjarige] intern overgeplaatst naar de crisisgroep [hulpverlening] , waar hij tijdelijk kon blijven. Vervolgens is [minderjarige] opnieuw weggelopen. De GI heeft ondertussen met spoed naar een passende plek voor [minderjarige] gezocht en veel zorgaanbieders gecontacteerd, maar er werd geen plek gevonden. Nu er geen passende plek was gevonden, [minderjarige] op dat moment al meer dan 72 uur was vermist en de GI de veiligheid van [minderjarige] gedurende het weekend niet kon waarborgen, heeft de GI op [geboortedag] jl. een verzoek spoedmachtiging gesloten jeugdhulp ingediend welke door de kinderrechter is verleend. Vanwege een plaatsingsgebrek heeft de GI die machtiging uiteindelijk niet gebruikt. [minderjarige] is op 14 augustus jl. naar de open [groep] gebracht en dat gaat goed. Hij kan daar 28 dagen blijven, waarbij een interne doorstroom niet mogelijk is. De GI is bij voorkeur op zoek naar een 3 leefsferen setting en heeft al contact gelegd met Pluryn en MyPlace. Naast de machtiging tot uithuisplaatsing vindt de GI een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] als vangnet passend. Er is geen gebruik gemaakt van de spoedmachtiging, maar de GI kan de noodzaak van een gesloten plaatsing niet uitsluiten.
4.2.
Namens de moeder heeft de advocaat naar voren gebracht dat de moeder zich, gezien haar omstandigheden, refereert aan het oordeel van de kinderrechter. Voor de moeder is het belangrijk dat er duidelijke afspraken over het contact met [minderjarige] worden gemaakt.
4.3.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat het goed met hem gaat. De [groep] is leuk en de begeleiders zijn aardig. Het is een plek waar [minderjarige] langer zou willen blijven. Hij kan er gamen en vissen.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter zal het – onweersproken – verzoek tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toewijzen, te weten tot 16 augustus 2026 en het – onweersproken – verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toewijzen voor een maand, te weten tot 16 september 2025 onder aanhouding van het restant. Hij legt dit hierna uit.
5.4.
De kinderrechter overweegt hiertoe dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog onverminderd aanwezig is en de afgelopen periode zelfs lijkt te zijn toegenomen, zoals volgt uit de toelichting van de GI. [minderjarige] is geschorst op school en is bij [behandelgroep] en [hulpverlening] dagelijks weggelopen, waarbij hij ook in de nachten is weggebleven en vermoedelijk op straat of bij vreemden verbleef. Hij laat verbaal en fysiek agressief en zelfbepalend gedrag zien, is hij met drankflessen gezien, heeft hij meerdere winkelverboden en heeft tegen de GI verteld dat hij zou zijn gewurgd. [minderjarige] is erg beïnvloedbaar en heeft uitgesproken dat hij alles voor geld doet. Ook zijn er zorgen over mogelijk trauma en hechtingsproblematiek. Het gedrag van [minderjarige] is zodanig verergerd dat de situatie bij [behandelgroep] onhoudbaar is geworden en [minderjarige] op 7 augustus jl. is overgeplaatst naar de crisisgroep [hulpverlening] , waar hij tot 12 augustus 2025 kon blijven. Gelet op de problematiek, dat [minderjarige] ten tijde van het spoedverzoek door de GI al 72 uur vermist was en er op korte termijn geen andere plek voor [minderjarige] werd gevonden, is door de kinderrechter op [geboortedag] 2025 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend. Het is de kinderrechter gebleken dat van die machtiging geen gebruik is gemaakt en dat [minderjarige] sinds 14 augustus jl. bij [groep] verblijft. Verder stelt de kinderrechter vast dat het de moeder niet lukt om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. De houding en medewerking van de moeder is wisselend en mogelijk heeft zij een rol gespeeld bij het wegloopgedrag van [minderjarige] . Daarom vindt de kinderrechter het nodig dat de regievoerder in het gedwongen kader langer betrokken blijft.
5.5.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] is. [minderjarige] verblijft op dit moment bij de open [groep] en dat gaat goed. Hij kan daar 28 dagen blijven en moet dan naar een andere plek. De GI heeft contact met meerdere zorgaanbieders, maar het is nog onduidelijk naar welke vervolgplek [minderjarige] zal gaan. De GI acht een 3 leefsferen setting het meest passend voor [minderjarige] in combinatie met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Verder volgt uit de informatie van de GI dat [minderjarige] niet bij de moeder kan wonen. De moeder heeft sinds kort een eigen woning bij het Leger des Heils, maar daar mogen geen kinderen verblijven. Daar komt bij dat het nog onduidelijk is wat [minderjarige] nodig heeft om zich goed te kunnen ontwikkelen en in hoeverre de moeder daarbij kan aansluiten, gelet op haar (on)mogelijkheden. Daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor een maand toewijzen en het restant aanhouden. Dit in afwachting van een briefrapportage van de GI over de verdere ontwikkelingen rondom [minderjarige] en zijn vervolgplek en het nog door de GI in te dienen verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, zoals tijdens de mondelinge behandeling met de aanwezigen is besproken en volgt uit de beschikking in de zaken C/02/438697 / JE RK 25-1477 en C/02/438701 / JE RK 25-1478. Het overige deel van het verzoek machtiging uithuisplaatsing en het nog door de GI in te dienen verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zullen gelijktijdig worden behandeld op
[datum] 2025 om [uur]. Deze datum is – na de zitting telefonisch – met de GI, de advocaat van de moeder en de advocaat van [minderjarige] afgestemd.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een
eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 augustus 2025 tot 16 augustus 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 16 augustus 2025 en tot 16 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het overige deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de zitting van mr. Verschoor-Bergsma op
[datum] 2025 om [uur](voor de duur van 60 minuten) in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan Kousteensedijk 2 (4331 JE) in afwachting van de briefrapportage van de GI over de verdere ontwikkelingen rondom [minderjarige] en zijn vervolgplek en het nog door de GI in te dienen verzoek voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp;
6.5.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting van [datum] 2025 om [uur] voor de GI, de moeder en haar advocaat;
6.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr.Vork als griffier, en op schrift gesteld op 25 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.