In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de eigenaar van een auto, hierna te noemen [eiser], in geschil met de eigenaar van een hond, hierna te noemen [gedaagde]. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 april 2024, waarbij de hond van [gedaagde] in de band van de auto van [eiser] heeft gebeten, wat resulteerde in schade aan de autoband. [eiser] vordert een schadevergoeding van € 933,85, vermeerderd met rente en kosten, op basis van onrechtmatige daad en aansprakelijkheid als bezitter van de hond. [gedaagde] heeft aanvankelijk erkend aansprakelijk te zijn, maar heeft later betwist dat zijn hond de schade heeft veroorzaakt en heeft geweigerd om het schadeformulier in te vullen, omdat hij niet wilde meewerken aan wat hij beschouwde als een poging tot oplichting van zijn verzekeraar.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de overgelegde WhatsApp-berichten, waaruit blijkt dat [gedaagde] zijn aansprakelijkheid stilzwijgend heeft erkend door niet tijdig te reageren op de verzoeken van [eiser] en door zijn verzekeraar in te schakelen. De rechter concludeert dat [eiser] voldoende bewijs heeft geleverd dat de hond van [gedaagde] de schade heeft veroorzaakt. De vordering van [eiser] wordt toegewezen, en [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De proceskosten worden begroot op € 709,64, en [gedaagde] moet deze binnen veertien dagen na aanschrijving betalen. Het vonnis is uitgesproken op 20 augustus 2025.