ECLI:NL:RBZWB:2025:5720

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
11382136 \ CV EXPL 24-3675
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en incassokosten in huurgeschil met betrekking tot contra-expertise

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of Propendum B.V. een overeenkomst is aangegaan met [B.V.] voor het verrichten van een contra-expertise in een huurgeschil. Propendum vordert betaling van € 2.156,69 aan hoofdsom, incassokosten en handelsrente, omdat zij stelt dat [B.V.] op 16 juni 2023 een overeenkomst met haar is aangegaan. [B.V.] betwist echter dat zij een overeenkomst heeft gesloten, en stelt dat de opdracht is verleend door de advocaat van haar cliënt, de heer [naam]. De kantonrechter heeft op 13 augustus 2025 geoordeeld dat Propendum niet kan bewijzen dat [B.V.] de opdrachtgever was, en heeft de vorderingen van Propendum afgewezen. De rechter overweegt dat de communicatie tussen de advocaat en Propendum duidelijk maakt dat de opdracht niet door [B.V.] is verleend, maar door de cliënt van de advocaat. Propendum is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op nihil. De vordering in reconventie van [B.V.] is niet behandeld, omdat de voorwaarde voor het instellen daarvan niet is vervuld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11382136 \ CV EXPL 24-3675
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
PROPENDUM B.V.,
te Ridderkerk,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: Propendum,
gemachtigde: LikiFin Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[B.V.], H.O.D.N. [advocatenkantoor],
te [plaats 1],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [B.V.],
vertegenwoordigd door: mr. [advocaat].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 oktober 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie met producties;
- de conclusie van repliek in conventie met productie;
- de conclusie van dupliek in conventie met productie;
- de akte uitlaten productie(s) in conventie van Propendum.
1.2.
Propendum is per abuis niet in de gelegenheid gesteld om op de rolzitting van 15 januari 2025 gelijktijdig met haar conclusie van repliek in conventie een conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie in te dienen. Per rolbericht van 15 januari 2025 is haar de gelegenheid geboden om dit alsnog te doen, maar van die gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De advocaat mr. [advocaat] heeft op 6 juni 2023 per e-mail een offerte opgevraagd bij Propendum voor het uitvoeren van een contra-expertise in een huurgeschil. Deze e-mail luidt als volgt:
“Bij deze wil ik graag een offerte aanvragen voor een second-opinion of een contra-expertise in een huurgeschil.
Ondergetekende treedt op voor de verhuurder die is geconfronteerd met een inspectierapport (NEN 2767) over gebreken die een huurder hersteld wil zien.
De locatie is gelegen in [plaats 2] (Noord-Brabant).
Wij zouden graag vernemen of u offerte kunt geven voor een contra-expertise en welk tijdsbestek daarmee gemoeid zal zijn.”
2.2.
Propendum heeft diezelfde dag per e-mail aan [advocaat] laten weten dat zij een visueel juridisch bouwtechnisch consult kan aanbieden voor € 945,00 exclusief btw.
2.3.
Per e-mail van 7 juni 2023 heeft [advocaat] gereageerd dat hij enkele dagen later een gesprek heeft met zijn cliënt en daarbij het voorstel van Propendum zal aandragen.
2.4.
Op 13 juni 2023 heeft [advocaat] per e-mail een terugkoppeling gegeven:
“Ik heb met cliënt (verhuurder dhr. [naam]) gesproken en hij is accoord met opdrachtverlening aan u. (…)
Ik verneem graag of u mijn cliënt (verhuurder) van dienst kunt en wil zijn om een tegenwicht te bieden tegen het onlangs uitgebrachte Jobse rapport.”
2.5.
Propendum heeft de aanvraag daarna laten beoordelen door haar hoofdinspecteur. Per e-mail van 15 juni 2023 heeft zij [advocaat] ervan in kennis gesteld dat de opdracht bewerkelijker is dan zij in eerste instantie dacht en dat de offerte wordt aangepast naar € 1.350,00 exclusief btw.
2.6.
[advocaat] heeft Propendum op 16 juni 2023 per e-mail laten weten dat de offerte voor cliënt akkoord is. Daarop heeft Propendum de afspraak voor de inspectie aan [advocaat] bevestigd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Propendum vordert – samengevat – dat [B.V.] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.156,69 aan hoofdsom, incassokosten en handelsrente, te vermeerderen met de handelsrente over een bedrag van € 1.633,50 vanaf 10 oktober 2024 tot aan de dag van algehele voldoening, en de proceskosten.
3.2.
Propendum legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [B.V.] op 16 juni 2023 een overeenkomst met haar is aangegaan voor het verrichten van een contra-expertise. Propendum heeft de werkzaamheden uitgevoerd en uit hoofde van de overeenkomst is [B.V.] daarvoor een vergoeding verschuldigd. [B.V.] heeft die vergoeding echter niet betaald, waardoor zij nu ook incassokosten en handelsrente verschuldigd is.
3.3.
[B.V.] voert verweer tegen de vorderingen. Zij betwist dat zij een overeenkomst is aangegaan met Propendum. [advocaat] heeft de opdracht verleend namens zijn cliënt, de heer [naam]. De op grond van de opdracht verschuldigde vergoeding komt dan ook niet voor rekening van [B.V.]. [B.V.] wordt door [advocaat] in de correspondentie met Propendum niet genoemd en is dus geen opdrachtgever. Verder voert [B.V.] aan dat Propendum de overeengekomen werkzaamheden niet of ondeugdelijk heeft uitgevoerd.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Indien de kantonrechter in conventie oordeelt dat de vorderingen toewijsbaar zijn, vordert [B.V.] in reconventie dat de kantonrechter de overeenkomst waarop de vorderingen in conventie zijn gegrond ontbindt wegens de tekortkoming van Propendum.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of Propendum een overeenkomst is aangegaan met [B.V.]. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend, zodat de vorderingen van Propendum zullen worden afgewezen. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
4.2.
Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn.
4.3.
In de e-mailcorrespondentie tussen partijen heeft [advocaat] steeds aangegeven dat hij handelt namens zijn cliënt, de heer [naam]. Zo heeft hij op 6 juni 2023 geschreven dat hij optreedt voor een verhuurder, heeft hij Propendum op 7 juni 2023 geïnformeerd over het aankomende gesprek met zijn cliënt en dat hij het voorstel van Propendum dan aan zijn cliënt zal aandragen, heeft hij op 13 juni 2023 aan Propendum laten weten dat zijn cliënt akkoord is met opdrachtverlening aan Propendum, waarbij hij ook de naam van zijn cliënt heeft genoemd en heeft hij tot slot op 16 juni 2023 aangegeven dat de (aangepaste) offerte voor zijn cliënt akkoord is. Ook weegt mee dat [advocaat] handelde als advocaat van zijn opdrachtgever. Onder deze omstandigheden had het voor Propendum duidelijk moeten zijn dat niet [B.V.] de opdracht aan Propendum verleende, maar de cliënt van [advocaat].
4.4.
[B.V.] staat wel als opdrachtgever vermeld op de opdrachtbevestiging. Daar heeft zij geen bezwaar tegen gemaakt. Dit is, gelet op de overige omstandigheden, onvoldoende om daaruit te mogen afleiden dat [B.V.] de opdrachtgever is.
4.5.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer.
4.6.
Propendum is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [advocaat] treedt in deze zaak op als gemachtigde voor zijn besloten vennootschap [B.V.]. Om die reden zal geen gemachtigdensalaris worden toegekend. De kantonrechter stelt ook de overige proceskosten van [B.V.] vast op nihil.
in reconventie
4.7.
[B.V.] heeft een voorwaardelijke vordering in reconventie ingediend voor het geval de vorderingen van Propendum in conventie zouden worden toegewezen. Dit is niet gebeurd, zodat de voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie niet in vervulling is gegaan. De kantonrechter hoeft dus niet op de vordering in reconventie te beslissen. Nu de vordering in reconventie niet wordt behandeld, blijft een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Propendum af;
5.2.
veroordeelt Propendum in de proceskosten, aan de zijde van [B.V.] vastgesteld op nihil;
in reconventie
5.3.
verstaat dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, zodat op die vordering niet behoeft te worden beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.