ECLI:NL:RBZWB:2025:572

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
02-181806-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en veroordeling voor ontuchtige handelingen en kinderporno met minderjarige

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting, ontuchtige handelingen met een minderjarige en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van dwang, zoals vereist door de wet. De feiten waren dat de verdachte en het slachtoffer elkaar via Snapchat hadden leren kennen, waarbij de verdachte zich jonger voordeed dan hij was. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en het slachtoffer, die op dat moment 13 jaar oud was, vrijwillig waren en dat er geen dwang was uitgeoefend. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met het minderjarige slachtoffer en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank legde een werkstraf van 200 uur op, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die de gevolgen van de feiten had ondervonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-181806-23
vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres 1]
raadsvrouw mr. H. van der Ende, advocaat te Venlo

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode 29 oktober 2022 tot en met 28 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan
feit 1:verkrachting van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] );
feit 2:het verrichten van ontuchtige handelingen, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
feit 3:het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 omdat niet met de benodigde overtuiging kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Zij acht de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van feit 1 bepleit, omdat de seks tussen verdachte en [slachtoffer] vrijwillig was en er geen sprake was van dwang. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de feiten 2 en 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en dat wat ter zitting naar voren is gekomen, stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar leren kennen nadat zij elkaar hadden toegevoegd via Snapchat. Verdachte en [slachtoffer] logen tegen elkaar over hun leeftijd. Zo vertelde verdachte dat hij 18 jaar oud was/werd, terwijl hij destijds 21 jaar oud was. [slachtoffer] vertelde tegen verdachte dat zij 15 jaar oud was/werd, terwijl zij toen 13 jaar oud was.
Het contact tussen verdachte en [slachtoffer] heeft ertoe geleid dat zij elkaar meerdere keren hebben ontmoet, voor het eerst op 29 oktober 2022. Op die datum zijn zij naar de bioscoop in Tilburg gegaan. In de periode daarna hebben verdachte en [slachtoffer] elkaar steeds in Waalwijk ontmoet en in ieder geval op \31 oktober 2022
21 november 2022 en 28 november 2022. Verdachte en [slachtoffer] hebben in ieder geval seks gehad met elkaar gehad op 21 november 2022 en 28 november 2022, zowel in een schuurtje in het centrum van Waalwijk als bij een speeltuintje. Deze seks is gefilmd.
Op enig moment, in januari 2023, heeft [slachtoffer] tegen haar moeder en stiefvader verteld dat verdachte haar verkracht had. De stiefvader van [slachtoffer] heeft daarop aangifte gedaan van verkrachting. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar op 21 november 2022 verkracht heeft in een schuurtje in het centrum van Waalwijk.
Feit 1
Onder feit 1 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft verkracht. Sinds het ten laste gelegde feit is de wetgeving rondom seksuele misdrijven veranderd. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was om verkrachting bewezen te kunnen verklaren vereist dat dwang van verdachte kan worden vastgesteld ten tijde van het ondergaan van de seksuele handelingen bij [slachtoffer] . De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of van dwang sprake is geweest.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank het eens dat niet is vast komen te staan dat sprake was van dwang ten tijde van de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] . De rechtbank slaat daarbij acht op verschillende stukken in het dossier.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar op 21 november 2022 in het centrum van Waalwijk een schuurtje introk en de deur van dat schuurtje blokkeerde met een bezemsteel. Verdachte droeg haar op haar kleding uit te doen, sloeg haar in haar gezicht en trok aan haar haren.
Volgens [slachtoffer] heeft verdachte haar daar toen gedwongen seksuele handelingen te ondergaan. Naast de aangifte en de verklaring van [slachtoffer] bevat het dossier een getuigenverklaring van een vriendin van [slachtoffer] , [getuige] , die op een later moment van [slachtoffer] heeft gehoord dat zij op 21 november 2022 is verkracht.
Daartegenover staat de verklaring van verdachte, die kortgezegd eruit bestaat dat hij al eerder en ook nog vaker dan op die dag met [slachtoffer] seks heeft gehad én dat de seks steeds vrijwillig was. Verdachte stelt dat hij [slachtoffer] heeft gevraagd om op 21 november 2022 de seks te filmen en dat [slachtoffer] dat ook heeft gedaan.
Het filmpje van de seks op 21 november 2022 is door de politie bekeken en de verbalisant acht het aannemelijk dat [slachtoffer] het apparaat waarmee de opname is gemaakt zelf vast heeft gehad en dat zij de lens op zichzelf richtte.
Uit onderzoek van de telefoon van [slachtoffer] blijkt voorts dat zij en verdachte chatcontact hebben gehad ’s avonds op 21 november 2022, de dag waarop de verkrachting plaats zou hebben gevonden. Uit dit contact, waarin verdachte en [slachtoffer] vrijuit spreken over de “tape” (het filmpje), blijkt niet van een sfeer die past bij de situatie waarin [slachtoffer] eerder die dag door verdachte is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. In de weken daarna hebben verdachte en [slachtoffer] ook (af en aan) chatcontact. Hoewel [slachtoffer] heeft verklaard dat zij alleen contact met verdachte bleef onderhouden om de tijdens de seks gemaakte filmpjes te kunnen verwijderen van zijn telefoon, blijkt hiervan niets. De politie concludeert daarentegen dat het op basis van het digitaal onderzoek aannemelijk is dat verdachte en [slachtoffer] liefdevolle gevoelens voor elkaar hebben gehad en dat er mogelijk sprake was van een relatie. Ook blijkt volgens de politie uit de chatgesprekken dat verdachte en [slachtoffer] de ouders van [slachtoffer] hebben willen overtuigen van hun liefde voor elkaar. De politie beschrijft dat zowel verdachte als [slachtoffer] erg jaloers is en dat zij onderling erg temperamentvolle ruzies hadden.
Uit het onderzoek van haar telefoon blijkt ook dat [slachtoffer] op14 december 2022 aan verdachte heeft gevraagd hoeveel weken de laatste keer was dat zij seks hadden. Dit ondersteunt de verklaring van verdachte dat zij vaker dan alleen op 21 november 2022 seks met elkaar hebben gehad. Ook chatten zij over het hebben van een relatie en over vreemdgaan.
Daarnaast betrekt de rechtbank in haar overweging de notitie die de politie op de telefoon van [slachtoffer] heeft aangetroffen met de titel “relationships”. In deze notitie staat een relatie tussen haar en verdachte vermeld tussen 5 oktober en 17 december 2022.
Conclusie
Niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van dwang tijdens de seks op 21 november 2022. Voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1.
Feiten 2 en 3
Dat verdachte vrijgesproken zal worden van feit 1, betekent niet dat verdachte geen strafbare feiten heeft gepleegd. Verder zijn namelijk aan hem ten laste gelegd het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , die ten tijde van de ten laste gelegde periode 13 jaar oud was, en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno.
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van feiten 2 en 3 en omdat ter zake van die feiten geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 23 januari 2025;
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie van 8 september 2023, pagina 19 en verder van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023041253;
  • het proces-verbaal van aangifte van 6 maart 2023, pagina 61 en verder van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023041253.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
in de periode van 29 oktober 2022 tot en met 28 november 2022 te Waalwijk meermalen met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , immers heeft verdachte meermalen zijn vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
3
in de periode van 29 oktober 2022 tot en met 28 november 2022 te Waalwijk afbeeldingen te weten filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2009, is betrokken, heeft vervaardigd en in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het door verdachte vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] en het door verdachte maken van stotende bewegingen tegen de billen van die [slachtoffer]
(zie toonmap, [bestand 1] " en " [bestand 2] ).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toepassing van het volwassenenstrafrecht. Zij vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Zij vordert geen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr, gelet op het tijdsverloop en omdat verdachte in de tussentijd niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht, zoals wordt geadviseerd in het reclasseringsrapport. Er wordt verzocht om aan verdachte op te leggen een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van 13 jaar en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. Hij heeft via Snapchat contact gezocht met [slachtoffer] en zich daarbij jonger voorgedaan, terwijl hij 21 jaar oud was. Dat [slachtoffer] zei dat ze ouder was, maar jonger dan 16 jaar, was voor verdachte kennelijk geen reden om toen al het contact te verbreken. In plaats daarvan heeft verdachte meerdere keren afgesproken met [slachtoffer] . Verdachte heeft tijdens die ontmoetingen seks gehad met [slachtoffer] . Dat gebeurde ook nog nadat [slachtoffer] hem had verteld dat zij niet 14, maar 13 jaar oud was.
Niet alleen had verdachte seks met [slachtoffer] , ook liet hij haar de seks filmen en maakte hij een keer zelf een filmpje. De filmpjes had hij op zijn telefoon en als zij van zich afbeet of als zij ruzie hadden, dreigde verdachte met het verspreiden van deze filmpjes via sociale media.
Verdachte wist heel goed dat wat hij deed strafbaar was. Dat blijkt uit het chatbericht dat hij stuurde naar [slachtoffer] , waarin hij haar opdroeg om ervoor te zorgen dat haar moeder geen aangifte zou doen. Met zijn gedrag heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] . Een kind van 13 jaar oud moet zich op het gebied van intimiteit en seksualiteit ongestoord kunnen ontwikkelen. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten (later) ernstige nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank rekent verdachte deze gedragingen zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Uit het reclasseringsadvies van 13 januari 2025 volgt dat verdachte nog bij zijn ouders woont en dat zij hem intensief ondersteunen op praktisch vlak. Er lijkt sprake te zijn van een beperkt probleemoplossend vermogen en van een lager niveau van functioneren, maar niet van een licht verstandelijke beperking. De reclassering ziet meerwaarde in diagnostiek, uitgevoerd vanuit een forensische polikliniek, om meer zicht te verkrijgen op de seksualiteit, het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte. Binnen reclasseringstoezicht kan, met behulp van de geïndiceerde diagnostiek, gewerkt worden aan het verminderen van het matige tot hoge risico op recidive.
Volwassen- of jeugdstrafrecht
Na toepassing van het wegingskader adolescentenstrafrecht adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet voor toepassing van jeugdstrafrecht een aantal indicaties. Zo functioneert verdachte vermoedelijk op een lager dan gemiddeld niveau, schat verdachte slecht de risico’s van zijn eigen handelen in, handelt hij impulsief en laat hij zich gemakkelijk beïnvloeden door vrienden en kennissen. Omdat het jeugdstrafrecht geënt is op pedagogische mogelijkheden, is tevens van belang dat verdachte actief deelneemt aan een gezin en ontvankelijk is voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen.
De rechtbank volgt op basis van het rapport van de reclassering en de eigen indruk van verdachte tijdens de zitting de verdediging in het standpunt dat verdachte niet moet worden overschat in zijn ontwikkeling. Dat verdachte een vaste baan heeft en daarmee een bepaalde mate van zelfstandigheid heeft maakt dit niet anders. Uit het advies van de reclassering blijkt immers dat verdachte veel praktische ondersteuning van zijn ouders nodig heeft; ook voor het behouden van zijn baan. Daarbij maakt hij nog deel van een gezin en zijn er nog pedagogische mogelijkheden. Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank aanleiding om verdachte op grond van artikel 77c Sr te veroordelen met toepassing van het jeugdstrafrecht.
Strafmaat
Toepassing van het jeugdstrafrecht betekent dat de rechtbank tot een heel andere strafmaat komt dan door de officier van justitie ter zitting gevorderd is. De rechtbank legt verdachte, gelet op de ernst van de feiten en de hiervoor omschreven omstandigheden, de maximale taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 200 uren op, met aftrek van voorarrest. De werkstraf is te vervangen door 100 dagen vervangende jeugddetentie als verdachte de werkstraf niet (goed) uitvoert. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en de daarbij door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Eén van die voorwaarden is een contactverbod met [slachtoffer] . Ook legt de rechtbank verdachte een locatieverbod op. De rechtbank is verder van oordeel dat het – in lijn met het reclasseringsadvies – van belang is dat verdachte onder toezicht komt te staan van de reclassering en wordt onderzocht en indien nodig ambulant wordt behandeld.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 15.487,00 voor de feiten, bestaande uit € 487,00 aan materiële schade en € 15.000 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte twee van de drie aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schade bestaat uit een bedrag voor gemaakte reiskosten voor medische behandelingen (€ 224,00) en vervangingskosten voor kleding (€ 263,00). De gevorderde schade voor gemaakte reiskosten wijst de rechtbank toe. De vervangingskosten voor de kleding wijst de rechtbank af, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van feit 1 en deze schade aan dat feit gekoppeld is.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde voldoende met concrete gegevens heeft onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in de eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank wijst echter niet het gehele gevorderde immateriële schadebedrag toe, omdat de rechtbank verdachte van feit 1 zal vrijspreken. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en omdat de vordering is betwist voor wat betreft haar hoogte, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 1.000,00 billijk.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 1.224,00, bestaande uit € 224,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 (de laatste dag van de ten laste gelegde periode) tot aan de dag der algehele voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet-betaling. De rechtbank is van oordeel dat gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden onvoldoende vaststaan, gelet op de betwisting daarvan door de verdediging en nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat verdere behandeling van het gedeelte van de vordering dat boven het toegekende bedrag uitgaat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden in dit gedeelte van de vordering. Dit gedeelte van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 77c, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 240b (oud) en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 3:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*
Meldplicht bij reclassering
- dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Slachthuisstraat 31 te Roermond via telefoonnummer 088-8041501. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
*
Ambulante behandeling
- dat verdachte zich laat onderzoeken en indien geïndiceerd ambulant laat behandelen door De Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
*
Contactverbod
- dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboortedatum: [geboortedag 2] -2009), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

* Locatieverbod

- dat verdachte zich niet bevindt in een straal van 500 meter om de woning van [slachtoffer] aan [adres 1] en een straal van 500 meter om de school van [slachtoffer] aan [adres 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 1.224,-, waarvan € 224,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
€ 1.224,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. C.A.F. van Ginneken en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 februari 2025.