ECLI:NL:RBZWB:2025:571
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor voetpad naast woning
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het verlenen van een vergunning voor een bestaand pad naast zijn woning en de afwijzing van zijn handhavingsverzoek. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft op 14 juni 2024 een omgevingsvergunning verleend voor de legalisatie van het voetpad naast de woning van verzoeker. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en heeft ook een handhavingsverzoek ingediend om het pad te laten verwijderen. Het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de besluiten in stand gelaten. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift zijn bezwaren uiteengezet, maar de voorzieningenrechter concludeert dat er onvoldoende spoedeisend belang is. De overlast die verzoeker ervaart is niet recent en de situatie bestaat al sinds 2008. Verzoeker heeft niet voldoende onderbouwd waarom de overlast nu zo groot is dat de uitspraak in de beroepsprocedure niet kan worden afgewacht. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.