ECLI:NL:RBZWB:2025:5698
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen beslistermijn WIA aanvraag ongegrond verklaard
Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen de beslistermijn die was opgelegd door het UWV. De opposante had eerder beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar aanvraag tot herbeoordeling van de uitkering van haar (ex-)werkneemster. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 3 juni 2025 het beroep gegrond verklaard en het UWV opgedragen om binnen vier maanden een besluit te nemen. Tegen deze termijn heeft de opposante verzet ingesteld, omdat zij van mening was dat er geen sprake was van een bijzonder geval dat een langere beslistermijn rechtvaardigde.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzet niet gericht was tegen de gegrondverklaring van het beroep, maar tegen de opgelegde termijn. De rechtbank heeft artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingeroepen, dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgelegde termijn van vier maanden recht doet aan de reële mogelijkheden van het UWV om op de aanvraag te beslissen, gezien de huidige capaciteitsproblemen bij het UWV.
De opposante voerde aan dat de achterstanden bij het UWV geen bijzonder geval vormden, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie, hoe ongewenst ook, een gegeven is waarmee rekening moet worden gehouden. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.