ECLI:NL:RBZWB:2025:5656
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- M. van Leuven
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming omgangsregeling en inschrijving BRP in kort geding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025, is een kort geding aanhangig gemaakt door de man, die vorderingen heeft ingediend tegen de vrouw met betrekking tot de omgang met hun minderjarige kind en de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). De man vordert dat de vrouw onverminderd uitvoering geeft aan de eerder vastgestelde omgangsregeling en dat zij zich met het kind niet buiten de gemeente Tilburg mag vestigen, zolang er nog een hoger beroep en bodemprocedure lopen. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat de man geen spoedeisend belang heeft, aangezien zij hoger beroep heeft ingesteld tegen een eerder vonnis. De voorzieningenrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij het belang van de minderjarige en de persoonlijke levenssfeer van partijen voorop stonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw en de minderjarige nog steeds op hetzelfde adres in de BRP staan ingeschreven, maar dat de vrouw overweegt te verhuizen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de man om de inschrijving in de BRP in stand te houden gerechtvaardigd is, omdat een verhuizing naar het buitenland de uitvoering van de omgangsregeling zou bemoeilijken. De vordering van de man om de vrouw te verbieden zich met de minderjarige buiten de gemeente Tilburg te vestigen is afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende heeft onderbouwd dat er een dringende noodzaak is voor een verhuizing. De voorzieningenrechter heeft de overige vorderingen van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.