In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser had gedaagde aangesproken op een overeenkomst voor de renovatie van zijn schoorsteen. Bij tussenvonnis van 19 maart 2025 was eiser toegelaten om te bewijzen dat partijen een volledige renovatie van de schoorsteen waren overeengekomen. Eiser heeft getuigen gehoord, waaronder zijn echtgenote, die bevestigden dat gedaagde had geadviseerd om de schoorsteen volledig te renoveren. Gedaagde heeft dit niet uitgevoerd, wat heeft geleid tot een tekortkoming in de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Eiser heeft vorderingen tot ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de aanneemsom ingediend, die door de kantonrechter zijn toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot terugbetaling van € 2.000,00 en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 300,00, evenals de proceskosten van € 1.102,83. De wettelijke rente is toegewezen vanaf 17 augustus 2024.