ECLI:NL:RBZWB:2025:5640
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet indienen machtiging en gronden
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 19 juli 2024 behandeld. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2021. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van de belanghebbende geen machtiging en gronden heeft ingediend. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks dat de rechtbank de gemachtigde de gelegenheid heeft gegeven om dit te doen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gemachtigde niet heeft aangetoond dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende beroep in te stellen. De rechtbank heeft de gemachtigde herhaaldelijk geïnformeerd over de noodzaak van het indienen van de machtiging en gronden, maar deze zijn niet ontvangen. Hierdoor blijft het bestreden besluit van de inspecteur in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.