ECLI:NL:RBZWB:2025:5638

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/437243 JE RK 25-1199
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wijziging verblijfplaats van minderjarige naar moeder in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die toestemming verzocht om de verblijfplaats van de minderjarige, geboren in 2017, te wijzigen van een pleeggezin naar de moeder. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben beiden ingestemd met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft de procedure op 4 augustus 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat hij sinds maart 2023 in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de redenen van de GI gevolgd en geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om bij de moeder te wonen, gezien de vertrouwde omgeving en de mogelijkheid om terug te keren naar zijn oude school. De ouders hebben goede afspraken gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, en de kinderrechter heeft de wijziging van het verblijf toegewezen, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/437243 / JE RK 25-1199
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F.S.M. Oudijk te Gouda,
[de pleegmoeder] ,
hierna te noemen de pleegmoeder,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2025;
  • het bericht van mr. Oudijk betreffende ontbrekende stukken;
  • de op 29 juli 2025 van de GI ontvangen missende stukken, met daaronder het e-mailbericht van de pleegmoeder.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft sinds 23 maart 2023 in het pleeggezin van de tante van de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 december 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 5 januari 2025 tot 5 januari 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] van het pleeggezin naar de moeder met gezag en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Volgens de GI is het meer in het belang van [minderjarige] om bij de moeder te gaan wonen dan bij de vader. Als [minderjarige] weer bij zijn moeder woont, komt hij weer terug in een voor hem vertrouwde en bekende omgeving. Vanuit de moeder kan hij terug naar zijn oude basisschool en naar zijn oude voetbalvereniging. De moeder kan [minderjarige] zelf naar school brengen en hem daar weer ophalen. Op vrijdag zal [minderjarige] bij zijn pleegouders overnachten, waarbij hij weer contact kan hebben met zijn oudere broer [naam]. In het weekend zal [minderjarige] om de week bij de vader in [geboorteplaats] verblijven en de vakanties worden gedeeld zoals nu ook de regeling is. Uit onderzoek door Sterk Huis is gebleken dat [minderjarige] versneld teruggeplaatst kan worden bij de moeder. Er is een sterke band tussen de moeder en [minderjarige] en het is duidelijk dat beiden veel van elkaar houden. De eerdergenoemde zorgen zijn niet geheel weg maar er is voldoende vertrouwen dat er de komende maanden gewerkt kan worden aan een steunend netwerk en aan duidelijke afspraken waardoor voorkomen kan worden dat het weer misloopt.
4.2.
Door en namens de moeder is aangegeven dat zij instemt met het verzoek van de GI. De ouders hebben in het bijzijn van hun advocaten afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, over het formeel vaststellen van het hoofdverblijf en over de verdeling van de vakanties en feestdagen. De ouders zijn voornemens om deze afspraken nog vast te leggen in een ouderschapsplan, waarna de rechtbank verzocht zal worden om dat ouderschapsplan over te nemen en om dat aan te hechten aan een beschikking.
4.3.
Door en namens de vader is daarnaast aangegeven dat hij instemt met het verzoek van de GI. De vader vindt het wel fijn dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling nog betrokken blijft bij [minderjarige] . De vader bevestigt dat er een viergesprek is geweest en dat dit gesprek prettig is verlopen. De afspraken zullen nog moeten worden vastgelegd in een document. De vader heeft er vertrouwen in dat hij met de moeder goede afspraken heeft kunnen maken. Hij ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet.
4.4.
De pleegmoeder heeft schriftelijk bericht dat zij het positief vindt dat [minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen. Zij zal zich niet beroepen op haar blokkaderecht.
4.5.
[minderjarige] heeft uitgebreid met de kinderrechter gesproken. Hij vindt het leuk bij zijn beide ouders, ook bij zijn pleegmoeder. [minderjarige] vindt het spannend om terug te gaan naar zijn moeder en naar zijn oude school. Hij is benieuwd of hij daar weer vriendjes kan maken. Op zijn huidige school heeft hij veel vriendjes. [minderjarige] vindt het jammer dat hij geen afscheid heeft kunnen nemen van zijn oude school. Hij vraagt zich af of hij misschien volgend schooljaar op een studiedag daar alsnog afscheid mag nemen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [minderjarige] gedurende ten minste één jaar door de pleegouders wordt opgevoed en verzorgd.
5.2.
Uit de inhoud van de stukken en uit de zitting is gebleken dat beide ouders van [minderjarige] hard hebben gewerkt om een voor [minderjarige] geschikte opvoedsituatie te creëren. Het is fijn voor [minderjarige] dat zij daar beiden in zijn geslaagd. De kinderrechter vindt dat de ouders daar een groot compliment voor verdienen. De kinderrechter kan de GI volgen in de redenen waarom ervoor is gekozen om [minderjarige] bij de moeder te laten terugkeren. Het verdient voor [minderjarige] inderdaad de voorkeur dat hij bij de ouder gaat wonen in de omgeving waar hij vroeger gewoond heeft en dat hij kan terugkeren naar zijn oude school, waar hopelijk nog veel van zijn vriendjes ook nog zijn. Dat neemt niet weg dat het contact tussen [minderjarige] en zijn vader een zijn broer ook belangrijk is. Het verheugt de kinderrechter dan ook dat de ouders in een viergesprek erin geslaagd zijn om met elkaar tot goede afspraken te kunnen komen over een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarin ook is voorzien voor ruim contact met de vader, [naam] en de pleegouders. De kinderrechter gaat er dan ook vanuit dat de ouders deze afspraken zullen nakomen, waardoor het voor [minderjarige] makkelijker zal zijn om weer te wennen aan het wonen bij de moeder, maar ook in het hebben van een fijn contact met zijn vader, [naam] en de pleegouders.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de wijziging van het verblijf van [minderjarige] toegewezen kan worden, zij oordeelt dit in zijn belang.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering toestemming tot de wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar de moeder met gezag.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen als griffier, en op schrift gesteld op 8 augustus 2025.