In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die toestemming verzocht om de verblijfplaats van de minderjarige, geboren in 2017, te wijzigen van een pleeggezin naar de moeder. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben beiden ingestemd met het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft de procedure op 4 augustus 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat hij sinds maart 2023 in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de redenen van de GI gevolgd en geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om bij de moeder te wonen, gezien de vertrouwde omgeving en de mogelijkheid om terug te keren naar zijn oude school. De ouders hebben goede afspraken gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, en de kinderrechter heeft de wijziging van het verblijf toegewezen, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.