In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2025 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige heeft langdurig in de gesloten jeugdhulp verbleven, maar deze ingrijpende vorm van jeugdhulp mag alleen worden ingezet als er geen andere, minder ingrijpende vormen van jeugdhulp beschikbaar zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige] niet in staat is om de zorg en opvoeding te bieden die hij nodig heeft, gezien haar broze gezondheid. De kinderrechter heeft de GI (Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) gemachtigd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 24 januari 2026. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat [minderjarige] kan profiteren van de behandeling en begeleiding in de open groep, en dat hij de kans krijgt om zich verder te ontwikkelen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 30 juli 2025.