ECLI:NL:RBZWB:2025:5626

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436052 KG ZA 25-269
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van zorgregeling tussen vader en minderjarige in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw over de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De man vorderde de nakoming van de omgangsregeling zoals vastgelegd in het ouderschapsplan, terwijl de vrouw in reconventie vroeg om opschorting van deze regeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de zorgregeling tijdelijk moet worden geschorst. Dit besluit is genomen omdat de man zonder overleg met de vrouw zijn nieuwe partner aan de minderjarige heeft geïntroduceerd, wat heeft geleid tot een vertrouwensbreuk. De rechtbank benadrukte dat de minderjarige de tijd moet krijgen om in traumatherapie te werken aan het herstel van het vertrouwen in haar vader. De schorsing van de zorgregeling geldt tot 15 december 2025, met de verwachting dat er tegen die tijd stappen zijn gezet in de therapie die een herstel van contact mogelijk maken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/436052 / KG ZA 25-269
Vonnis in kort geding van 22 juli 2025
in de zaak van
[de man],
te [woonplaats],
eisende partij,
verweerder in reconventie
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.Ch. Osté,
tegen
[de vrouw],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
eiseres in reconventie
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G. Demir.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de brief van [minderjarige].
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen de vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren. Voorts waren met toestemming van de voorzieningenrechter aanwezig twee collega’s van de rechtbank.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats].
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 mei 2023 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte en door de griffier gewaarmerkt ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking. Ouders zijn daarin – onder meer – overeengekomen dat de minderjarige in de oneven weken van maandag tot en met vrijdag bij de vrouw is. De minderjarige gaat op vrijdag uit school naar de man. Op zondag wordt zij na het eten teruggebracht naar de vrouw. In de even weken gaat de minderjarige op vrijdag uit school naar de man en wordt zij na het eten teruggebracht naar de vrouw.
Daarnaast hebben partijen een verdeling van de vakanties en feestdagen afgesproken.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding - samengevat – het volgende.
Primair: de vrouw te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling na 8 weken, waarbij de eerste 8 weken de volgende opbouwregeling voor de omgang heeft te gelden:
- Eerste 4 weekenden omgang tussen de man en de minderjarige op zaterdag dan wel zondag van 13.00 tot 17.00 uur;
- Weekend 5 t/m 8 omgang tussen de man en de minderjarige van 09.00 tot 17.00 uur;
- Vanaf week 9 dat weer de omgang heeft te gelden zoals overeengekomen in het ouderschapsplan in het bijzonder gedurende week 29, 30 en 31 en dan wel week 29, 31 en 32 conform het ouderschapsplan en beschikking van de rechtbank d.d. 25 mei 2023, bij niet nakoming verbeurt de vrouw een dwangsom van € 250,- voor iedere dag de vrouw haar medewerking aan de verzochte regeling niet nakomt zoals vastgelegd in het ouderschapsplan.
II Subsidiair: een dusdanige opbouwregeling met een dusdanige duur in goede justitie door de voorzieningenrechter vast te stellen, waarna de omgangsregeling zoals overeengekomen in het ouderschapsplan weer heeft te gelden;
III Zulks met compensatie van de kosten.
3.2.
De man legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De man heeft - zonder overleg met de vrouw - de minderjarige in december 2024 geïntroduceerd aan zijn nieuwe partner. De vrouw heeft hierop de omgang ingetrokken. Volgens de vrouw waren er afspraken gemaakt over het introduceren van een nieuwe partner. De man erkent dat hij deze afspraken niet nagekomen is. De man heeft de minderjarige sinds december 2024 niet meer gezien. Hij wil graag het contact herstellen, al is het in het begin maar een paar uur in het weekend. Het is volgens de man helaas niet de eerste keer dat er een kort geding procedure gestart moet worden voor de nakoming van de omgangsregeling. De man moet deze procedure wel starten, nu de vrouw geen toestemming geeft tot omgang. De man meent dat alle rapportages uitwijzen, dat een kind omgang moeten hebben met beide ouders en dat dit in het belang is van [minderjarige]. De man is bereid om mee te werken aan de traumatherapie aan [minderjarige]. Volgens de man is het belangrijk dat [minderjarige] weer goed in haar vel gaat zitten. De man betwist dat hij veelvuldig zou hebben gewisseld van partners. Zijn huidige partner kent hij inmiddels acht maanden. De man ziet in dat hij voorafgaand aan de introductie van zijn nieuwe partner met de vrouw had moeten overleggen. De man vreest dat door het contact met [minderjarige] verder uit te stellen, de drempel tot hervatting van dat contact steeds hoger wordt. De man wijst in dit verband op de vorige keer toen het contact verbroken is geraakt, dit vrij eenvoudig met een kort contact tussen de man en [minderjarige] weer hervat kon worden. Volgens de man hoeft er niet gewacht te worden tot de traumatherapie is gestart. Hij vindt het belangrijker dat hij en [minderjarige] voorafgaand alvast praten over wat er gebeurd is. Hij wil voorkomen dat er problemen ontstaan, door het langdurig ontbreken van contact. Volgens de man rechtvaardigt de situatie niet dat er langere tijd geen contact zal zijn.
In conventie
3.3.
De vrouw voert verweer. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de man, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
In reconventie
3.4.
De vrouw vordert in reconventie de zorgregeling, zoals bepaald in de beschikking van deze rechtbank van 25 mei 2023 op te schorten, totdat onder regie van professionele begeleiding is toegewerkt aan een mogelijkheid om de zorgregeling middels een opbouwregeling te hervatten.
3.5.
De vrouw voert het volgende aan. Volgens de vrouw is het introduceren van een nieuwe partner meerdere malen met de man besproken. De man heeft veel kortstondige relaties gehad, die telkens direct in het leven van [minderjarige] werden geïntroduceerd. [minderjarige] werd hier vooraf niet over geïnformeerd. [minderjarige] heeft in het verleden veel meegemaakt rondom de ex-partners van de man, waardoor het voor haar een gevoelig onderwerp is. Om die reden is in het ouderschapsplan expliciet opgenomen dat de andere ouder wordt geïnformeerd over een nieuwe partner, voordat [minderjarige] aan diegene wordt voorgesteld. [minderjarige] heeft zich om dezelfde reden eerder verzet tegen contact met de man. Door het handelen van de man is het vertrouwen van [minderjarige] in hem beschadigd. De vrouw heeft steeds geprobeerd om de omgang tussen de man en [minderjarige] te faciliteren. Het is [minderjarige] die er zelf voor kiest om nu geen contact met de man te hebben. Zij kampt al jaren met emotionele en stress gerelateerde klachten als gevolg van de situatie rond de man. Inmiddels heeft de man ingestemd met traumatherapie voor [minderjarige]. Volgens de vrouw is het noodzakelijk dat hulpverlening wordt opgestart voor [minderjarige] én voor de man en dat onder regie van professionals wordt gekeken naar de mogelijkheden van contactherstel. De vrouw informeert de man maandelijks over [minderjarige]. [minderjarige] laat zien dat zij meer tijd nodig heeft voor haar herstel. De vrouw verwacht dat er daarna gewerkt kan worden aan het opbouwen van een goed contact, waarin sprake is van erkenning en respect. De vrouw gaat zelf ook traumatherapie starten. Zij zou graag zien dat de man voor zichzelf ook een dergelijk traject aan gaat. Volgens de vrouw is de situatie altijd al zeer complex geweest. In het verleden is er veel hulpverlening ingezet om met partijen te werken aan het ouderschap en de uitvoering van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Partijen hebben destijds besloten om de contactregeling in omvang te beperken, zodat er meer sprake zou zijn van quality time. Er is inmiddels een patroon ontstaan, waaruit blijkt dat partijen het niet lukt om de uitvoering van die regeling langdurig vol te houden. De uitvoering is opnieuw verstoord geraakt, toen de man zijn partner introduceerde bij [minderjarige]. [minderjarige] heeft hierna duidelijk aangegeven, dat zij geen contact wil met de man. In het kader van het vorige kort geding is ook duidelijk besproken dat de man voorzichtig moet zijn met het introduceren van een nieuwe partner. Maar opnieuw heeft de man vertrouwen van [minderjarige] geschaad. [minderjarige] is inmiddels ouder geworden en kan beter verwoorden wat het doet met haar emoties en wat er moet veranderen. De vader moet de mening van [minderjarige] serieus gaan nemen. Ook moet hij beter bij haar aansluiten. [minderjarige] ervaart dat haar gevoel bij de man niet telt. Bij elke nieuwe partner zal dit gevoel alleen maar toenemen. Het nu forceren om weer contact te hebben, zal alleen maar meer schade toebrengen, aldus de vrouw.
3.6.
De Raad vindt het bemoedigend dat partijen hetzelfde idee hebben over het contact in de toekomst. Wel moet [minderjarige] de tijd krijgen om de dingen voor zichzelf op een rijtje te zetten en om te praten met hulpverleners. Het is volgens de Raad belangrijk dat [minderjarige] de tijd krijgt om in traumatherapie te werken aan het herstel van het vertrouwen in de man. Het is aan de ouders om te laten zien dat zij [minderjarige] serieus nemen. De man zal [minderjarige] moeten laten weten dat hij niet zo had moeten handelen. Door zijn handelwijze heeft hij bij [minderjarige] veel oud zeer opgerakeld, dat niet met een simpel sorry kan worden opgelost. [minderjarige] moet de ruimte krijgen om in traumatherapie aan te geven wat zij nodig heeft om weer contact met de man te hebben. [minderjarige] moet het gevoel krijgen dat haar stem gehoord wordt en dat zij het tempo naar contact mag bepalen. [minderjarige] heeft inmiddels de leeftijd dat haar ouders aan haar kunnen laten blijken, dat zij naar haar luisteren. Volgens de Raad zou ook de man betrokken moeten worden in de traumatherapie. Hij kan in dat kader aan [minderjarige] laten weten dat hij voortaan rekening met haar gaat houden. Dat hij haar en de vrouw inlicht als er een nieuwe partner in beeld is en wanneer deze met [minderjarige] kennis kan maken. De Raad ziet voor de ouders, gelet op de voorgeschiedenis, geen mogelijkheid meer tot optimalisering van de oudercommunicatie. Wel moeten de ouders hun betrokkenheid bij [minderjarige] laten blijken. Uit het verloop van de traumatherapie moet duidelijk worden wat [minderjarige] nodig heeft om weer contact met de vader te hebben. De moeder zal op dat moment naar [minderjarige] moeten laten blijken dat het goed is als zij weer contact heeft met de vader. Maar voor nu moet de stem van [minderjarige] gevolgd worden en zal er voorlopig geen contact kunnen zijn.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de partijen bij hun vorderingen vast.
4.2.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3.
De vorderingen over en weer zijn aan de rechtbank voorgelegd in het kader van een kort geding. Een kort gedingprocedure is er op gericht om in het geval van een acute situatie een ordemaatregel te kunnen treffen, in die situaties dat van partijen niet kan worden verlangd dat zij een bodemprocedure doorlopen. Dat betekent ook dat voor de beoordeling van de vordering, de voorzieningenrechter gehouden is aan de voorlopige merites van de zaak. De belangen van partijen zullen (in beginsel) afgewogen worden naar de toestand ten tijde van het vonnis, waarbij het belang van de minderjarige steeds voorop staat.
4.4.
Als uitgangspunt geldt dat een eerder vastgestelde zorgregeling moet worden nagekomen, zolang deze haar kracht niet heeft verloren. Dit kan onder andere anders zijn als sprake is van bijzondere omstandigheden die de niet-nakoming of gedeeltelijke of gewijzigde nakoming rechtvaardigen. Bedoelde omstandigheden kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer ná die beschikking feiten blijken waardoor volledige nakoming van de zorgregeling kennelijk niet in het belang van het kind is of waardoor sprake is van een van de gronden als bedoeld in artikel 1: 377a lid 3 BW.
4.5.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] meerdere malen door de vader is overvallen met het voorstellen van een nieuwe partner (en haar kind). [minderjarige] heeft in het verleden al laten blijken dat zij dat niet fijn vindt en dat zij liever de tijd krijgt om zich voor te bereiden op het kennismaken met een nieuwe partner van de man. De man heeft haar echter in december 2024 opnieuw geconfronteerd met een nieuwe partner, waarna [minderjarige] huilend is terug gerend naar haar moeder. Sindsdien is [minderjarige] heel boos op de man en is haar vertrouwen in hem verder geschaad. [minderjarige] is inmiddels 13 jaar en goed in staat om haar gevoelens over de man onder woorden te brengen. Zij heeft in haar brief, waarvan de inhoud beknopt is weergegeven tijdens de mondelinge behandeling, duidelijk beschreven hoe de man zijn partner bij haar heeft geïntroduceerd en wat dat bij haar teweeg heeft gebracht. Zij heeft weerstand naar de man ontwikkeld en heeft vooralsnog geen behoefte aan contact met hem. Vanuit de school van [minderjarige] is aangegeven dat de situatie tussen [minderjarige] en de man grote invloed heeft op haar schoolprestaties. Het is dan ook voldoende komen vast te staan dat [minderjarige] een probleem met de man ervaart en dat zij daar last van heeft. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat het contact tussen de man en haar – al dan niet opbouwend – op dit moment wordt hervat. De man heeft inmiddels ingestemd met traumatherapie voor [minderjarige]. De voorzieningenrechter is met de Raad van oordeel dat het verloop van die behandeling en het tempo van [minderjarige] leidend moeten zijn, in het traject naar herstel van contact tussen de man en [minderjarige]. Het voorgaande leidt ertoe dat de zorgregeling tussen de man en [minderjarige], zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 20 januari 2023, dat is gehecht aan de beschikking van 25 mei 2023 tijdelijk wordt geschorst. De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat de vrouw de man maandelijks zal blijven informeren over hoe het met [minderjarige] gaat.
4.6.
Naar verwachting zal de traumatherapie in september/oktober 2025 starten. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat beide partijen bij de therapie betrokken zullen zijn. Van de man en de vrouw wordt ook verlangd dat zij [minderjarige] ten aanzien van het contact met de man ontlasten en dat zij haar laten weten dat de oorzaak van het probleem niet bij haar ligt. De moeder zou bijvoorbeeld [minderjarige] kunnen laten weten dat zij terecht een punt heeft gemaakt over hoe de man zijn partner bij haar heeft voorgesteld, maar dat de man nu inziet dat hij niet op de beste manier gehandeld heeft. De man kan [minderjarige] laten weten dat hij bereid is om haar tempo in het verloop van de traumatherapie te volgen en dat hij daar ook aan zal meewerken. De voorzieningenrechter geeft de traumatherapeut in overweging om de man in het verloop van de therapie op enige manier daarbij te betrekken. De schorsing zal lopen tot 15 december 2025, in de veronderstelling dat er tegen die tijd vanuit de traumatherapie stappen zullen zijn gezet, die een vorm van herstel van contact, althans een start daarvan, mogelijk zullen maken.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.8.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie en in reconventie
5.1.
schorst de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en [minderjarige] zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 20 januari 2023, dat is gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 25 mei 2023, met ingang van heden en tot 15 december 2025;
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Leuven, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025 in tegenwoordigheid van Joosen, griffier.