ECLI:NL:RBZWB:2025:5618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/433193 JE RK 25-508
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

Op 8 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat [minderjarige] op dit moment nog niet naar de moeder kan terugkeren. De gezinsvoogd (GI) heeft aangegeven dat het belangrijk is dat het traject terug naar de moeder zorgvuldig wordt onderzocht en met de nodige waarborgen wordt omgeven. De GI zal ook moeten onderzoeken of de verdere ondersteuning van de moeder in het vrijwillig kader kan worden voortgezet. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verlengd van 9 juli 2025 tot 29 september 2025.

De procedure is gestart met een verzoek van de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige]. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder bij beschikking van 26 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd. De moeder heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar haar situatie is nog niet voldoende stabiel voor een terugkeer van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en haar partner stappen ondernemen om een stabiele opvoedsituatie te creëren, maar dat er nog geen definitieve beslissing kan worden genomen over de terugplaatsing van [minderjarige].

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 11 juli 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433193 / JE RK 25-508
Datum uitspraak: 8 juli 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. T. Möller te Tilburg,
vervangen door mr. E.E.M. van Horen te Tilburg.
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 april 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van de GI van 7 juni 2025;
- het op 7 juli 2025 van mr. Möller ontvangen onttrekkingsbericht;
- het op 7 juli 2025 van mr. Van Horen ontvangen stelbericht.
1.2.
De mondelinge behandeling is, met gesloten deuren, voortgezet op 8 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door mr. Van Horen;
- de vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter heeft geconstateerd dat hij behoorlijk is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 29 september 2024 tot 29 september 2025.
2.3.
In de beschikking van 9 april 2025 is de GI gemachtigd om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleeggezin tot 9 juli 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden in afwachting van het bericht van de GI over de stand van zaken en het standpunt van de GI ten aanzien van het resterende deel van het verzoek.

3.Het resterende verzoek

3.1.
Thans is aan de orde het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek. De GI heeft gezien dat de moeder een positieve ontwikkeling doormaakt, maar dat haar situatie nog niet voldoende stabiel is voor een terugkeer van [minderjarige] bij haar. De moeder ervaart veel steun van haar partner en zijn familie. Zij heeft het voornemen om bij haar partner in te trekken. De GI heeft nog geen gelegenheid gehad om kennis te maken met deze partner.
4.2.
Alvorens er sprake kan zijn van een terugkeer van [minderjarige] bij de moeder en haar partner, moet er zorgvuldig worden onderzocht of zij in staat zijn om een voor [minderjarige] geschikte opvoedsituatie te creëren. De periode voorafgaand aan de uithuisplaatsing van [minderjarige] is voor hem heel ingrijpend geweest. Een terugkeer bij de moeder zou voor [minderjarige] opnieuw een flinke verandering opleveren, wat veel van hem vraagt. De GI wil daarom nog niet vooruitlopen op de mogelijkheden van de moeder om [minderjarige] weer bij haar te laten opgroeien.
4.3.
Als er uit het onderzoek geen contra-indicaties naar voren komen, dan heeft de GI de intentie om met [minderjarige] te werken naar een terugplaatsing bij de moeder. In de afgelopen periode zijn de pleegouders van [minderjarige] op vakantie gegaan. [minderjarige] is gedurende die tijd bij de moeder geweest. De GI heeft nog geen informatie over het verloop van die vakantie, maar zal deze informatie wel betrekken bij het onderzoek naar een mogelijke terugkeer van [minderjarige] bij de moeder.
4.4.
De moeder en haar advocaat refereren zich aan het oordeel van de kinderrechter. Gevoelsmatig zou de moeder [minderjarige] meteen weer bij haar willen laten opgroeien. Haar verstand zegt echter ook dat het voor haar en [minderjarige] beter is, als zij eerst in alle rust gaat werken aan het afsluiten van een nare periode.
4.5.
De moeder wordt ondersteund door [hulpverlening], haar partner en haar schoonfamilie. Zij is beter in staat om haar grenzen aan te geven, ook naar haar ex-partner. De moeder wil graag intrekken bij haar partner. Dit wil zij eerst ook bespreken met de GI. Daarnaast wil de moeder graag terugkeren op de arbeidsmarkt. Samen met haar schoonmoeder, die financieel adviseur is, zal zij gaan werken aan het verbeteren van haar financiële situatie. Door het zetten van deze stappen hoopt de moeder voor [minderjarige] een stabiele situatie te creëren.
4.6.
De moeder zal afstand doen van het huurrecht van haar vorige woning. Daarmee wil zij de periode met haar ex-partner afsluiten.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
In artikel 1:265c, tweede lid, BW is bepaald dat de kinderrechter op verzoek van de GI de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige telkens met ten hoogste een jaar kan verlengen.
5.3.
Uit het verslag en de toelichting van de GI en uit het standpunt van de moeder is gebleken dat de moeder haar positieve ontwikkeling heeft weten vast te houden. De moeder werkt hard om een voor [minderjarige] geschikte opvoedsituatie te creëren. Zij bouwt aan een stabiele relatie met haar partner. Daarnaast staat de moeder open voor hulpverlening vanuit [hulpverlening] en van haar schoonmoeder.
5.4.
Er werd eerst gedacht aan een plaatsing van de moeder en [minderjarige] op een moeder-kindlocatie, maar dit is niet mogelijk gebleken. De moeder zou graag bij haar partner in willen gaan wonen, zodat zij samen met hem kan gaan werken aan het creëren van een stabiele opvoedsituatie voor [minderjarige]. De eerste stappen hiervoor zijn gezet en hebben er toe geleid dat [minderjarige] in de vakantie van de pleegouders bij de moeder en haar partner is geweest. Tijdens deze periode zijn er geen zorgelijke signalen naar voren gekomen.
5.5.
Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] op dit moment nog niet naar de moeder kan terugkeren. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat het traject terug naar de moeder zorgvuldig wordt onderzocht en met de nodige waarborgen wordt omgeven. De GI zal daarnaast moeten onderzoeken of de verdere ondersteuning van de moeder in het vrijwillig kader kan worden voortgezet. De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek dan ook toewijzen.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin met ingang van 9 juli 2025 tot 29 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025 door mr. Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen, griffier, en op schrift gesteld op 11 juli 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.