ECLI:NL:RBZWB:2025:5578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438069 / FA RK 25-3817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Weerkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding wegens termijnoverschrijding door de officier van justitie in zorgmachtigingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker, die in het kader van een zorgmachtiging door de officier van justitie was benadeeld. De verzoeker had op 6 maart 2025 een bericht ontvangen dat de officier van justitie een zorgmachtiging voor hem zou voorbereiden. Echter, de officier van justitie heeft pas op 18 april 2025 het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend, terwijl hij op grond van artikel 5:16 Wvggz verplicht was om binnen vier weken na de aankondiging te reageren. De rechtbank oordeelde dat deze termijnoverschrijding van vijftien dagen schade had veroorzaakt voor de verzoeker, die in onzekerheid verkeerde over de aanvraag van de zorgmachtiging. De verzoeker verzocht om een schadevergoeding van € 150,-, wat de rechtbank billijk achtte en toekende. De rechtbank heeft de officier van justitie, namens de Staat, veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er staat cassatie open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/438069 / FA RK 25-3817
Schadevergoeding ex artikel 10:12 Wvggz
Beschikking van 19 augustus 2025op het ingediende verzoekschrift van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1975 in [geboorteplaats],
wonend in [plaats],
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. L.M. Deiman te Rotterdam,
ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding door:
DE OFFICIER VAN JUSTITIEvan het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant,
gevestigd te Breda,
verweerder,
hierna te noemen: de officier van justitie.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van 18 juli 2025 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 juli 2025.
- het e-mailbericht van de officier van justitie van 14 augustus 2025;
- het e-mailbericht van de advocaat van 14 augustus 2025.
1.2.
De officier van justitie heeft in het e-mailbericht van 14 augustus 2025 aangegeven niet voornemens te zijn te verschijnen op de reeds op 18 augustus 2025 geplande mondelinge behandeling en zich niet te verzetten tegen de door verzoeker verzochte schadevergoeding. Daarop heeft de advocaat van verzoeker in het e-mailbericht van 14 augustus 2025 aangegeven dat verzoeker geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling van het verzoek, en dat het verzoek schriftelijk kan worden afgedaan. De reeds op 18 augustus 2025 geplande mondelinge behandeling heeft aldus geen doorgang gevonden.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker heeft op 6 maart 2025 het bericht ontvangen dat de officier van justitie heeft besloten een zorgmachtiging voor hem voor te bereiden.
2.2.
Op 18 april 2025 heeft de officier van justitie het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verzoeker bij de rechtbank ingediend.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2025 is ten aanzien van verzoeker een zorgmachtiging verleend tot 6 november 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van 18 juli 2025 strekt ertoe de officier van justitie namens de Staat te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding aan verzoeker ter hoogte van € 150,-.
3.2.
Verzoeker legt aan zijn verzoek tot schadevergoeding ten grondslag dat de officier van justitie de termijn als genoemd in artikel 5:16 Wvggz heeft overschreden en dat hij als gevolg daarvan schade heeft geleden. Hij voert hiertoe, kort samengevat, het volgende aan.
De officier van justitie heeft op 6 maart 2025 besloten om een zorgmachtiging voor verzoeker voor te bereiden. Vervolgens heeft de officier van justitie niet binnen vier weken nadien zijn beslissing of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg medegedeeld aan verzoeker, terwijl hij hiertoe op grond van artikel 5:16 lid 1 Wvggz wel verplicht was. Deze mededeling en de onverwijlde indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank hadden volgens verzoeker gelet op de vier weken termijn uiterlijk op 3 april 2025 moeten plaatsvinden. De officier van justitie heeft het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging echter pas op 18 april 2025 bij de rechtbank ingediend. Nu er niet binnen de in artikel 5:16 Wvggz genoemde termijn een verzoek was ingediend, heeft verzoeker hoop mogen houden dat de zorgmachtiging niet zou worden aangevraagd. Als gevolg daarvan heeft verzoeker schade geleden, doordat hij in onzekerheid heeft verkeerd, wat bij hem tot spanningen en frustraties heeft geleid. Op de voet van artikel 10:12 lid 3 Wvggz verzoekt verzoeker de rechtbank om een schadevergoeding toe te kennen en die schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van in totaal € 150,-, zijnde een vergoeding van € 10,- per dag bij een overschrijding van vijftien dagen.

4.De beoordeling

4.1.
Indien de wet niet in acht is genomen door de officier van justitie of de rechter, kan betrokkene of de vertegenwoordiger op grond van het derde lid van artikel 10:12 Wvggz de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
4.2.
De rechtbank zal de officier van justitie namens de Staat veroordelen om aan verzoeker een bedrag van € 150,- te betalen als schadevergoeding. De rechtbank legt hierna uit waarom.
4.3.
Op grond van artikel 5:16 Wvggz moet de officier van justitie na de aankondiging dat een zorgmachtiging in voorbereiding is, binnen vier weken meedelen of aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan en zo ja, onverwijld overgaan tot het indienen van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechtbank. Betrokkene heeft op 6 maart 2025 het bericht ontvangen dat er een zorgmachtiging voor hem wordt voorbereid. De officier van justitie had gelet daarop uiterlijk op 3 april 2025 aan verzoeker moeten meedelen of aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan en zo ja, over moeten gaan tot het indienen van een verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verzoeker bij de rechtbank. De officier van justitie heeft dat echter op 18 april 2025 gedaan, en dat is vijftien dagen te laat.
4.4.
Op basis van de overgelegde stukken is de rechtbank voorts van oordeel dat in dit geval voldoende aannemelijk is geworden dat de termijnoverschrijding enige schade aan de zijde van verzoeker heeft veroorzaakt. Verzoeker heeft langer in onzekerheid verkeerd of er een zorgmachtiging zou worden aangevraagd voor hem, en zo ja, of die zou worden toegewezen. Hij heeft hierdoor spanningen en frustraties ervaren. De rechtbank zal daarom een schadevergoeding aan verzoeker toekennen.
4.5.
De rechtbank acht de door verzoeker gevraagde schadevergoeding van € 10,- per dag voor vijftien dagen een billijke schadevergoeding. Een dergelijke vergoeding acht de rechtbank in overeenstemming met de door verzoeker geleden schade. De rechtbank heeft daarbij mede in acht genomen de vergoedingen die de diverse rechtbanken in den lande in dergelijke gevallen hanteren. De officier van justitie heeft hiertegen bovendien geen verweer gevoerd.
4.6.
Nu er sprake is van een termijnoverschrijding van vijftien dagen, bedraagt de door de officier van justitie, namens de Staat, aan verzoeker te betalen schadevergoeding naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 150,-.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt de Staat – de officier van justitie van arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant – om een bedrag van € 150,- aan schadevergoeding aan verzoeker te betalen;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr Weerkamp, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. De Haas, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.