In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen Chaam. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 944.000, maar belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat deze maximaal € 900.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 11 juli 2025 behandeld, waarbij belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt voor de waardebepaling niet voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de WOZ-waarde van de woning in goede justitie moet worden vastgesteld op € 910.000. Het beroep van belanghebbende is gegrond, de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en de aanslag OZB wordt dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar moet het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.