ECLI:NL:RBZWB:2025:5453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
02-136443-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van MDMA

Op 15 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 mei 2025 te Raamsdonksveer werd aangehouden met 55.180 gram MDMA in zijn voertuig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door deze hoeveelheid MDMA te vervoeren en aanwezig te hebben. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 50 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel. De rechtbank overwoog dat de verdachte als bestuurder van het voertuig wetenschap had van de aanwezige drugs, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en wees op tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. De strafoplegging werd gemotiveerd door de grote hoeveelheid drugs en de impact daarvan op de samenleving. De rechtbank besloot ook tot teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 506,90 aan de verdachte, aangezien dit bedrag niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-136443-25
vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ([land])
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
raadsvrouw mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 augustus 2025, waarbij de officier van justitie mr. F. van Peski en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en voorhanden hebben van ruim 55 kilogram MDMA.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte is zeer onsamenhangend en niet in lijn met het dossier, waardoor deze ongeloofwaardig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak omdat verdachte heeft ontkend dat hij wetenschap had van de inhoud van de twee bigshoppers en die wetenschap op grond van de inhoud van het dossier niet is vast te stellen. Zo waren de twee tassen afgesloten waardoor de inhoud niet zichtbaar was. Op de hengsels van de twee tassen zijn geen vingerafdrukken of DNA aangetroffen. Verder bieden de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s van de pillen geen ondersteuning nu deze pillen een andere kleur hadden dan de aangetroffen pillen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 4 mei 2025 is verdachte met de personenauto waarin hij reed, aangehouden op de A27 bij Raamsdonksveer. In de kofferbak zijn twee bigshoppers aangetroffen met hierin in totaal 55.180 gram MDMA.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het ten laste gelegde feit moet er bij verdachte sprake zijn van beschikkingsmacht over en wetenschap van de MDMA.
De rechtbank overweegt hierover dat verdachte als bestuurder van en daarmee ook als enige persoon in het voertuig reed. Dit betrof weliswaar een gehuurde Mercedes A200 met een Spaans kenteken, maar verdachte was degene die over de sleutels van het voertuig beschikte en zich als heer en meester over dit voertuig gedroeg. Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat een persoon wordt geacht wetenschap te hebben van de in zijn voertuig aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in de machtssfeer van die persoon bevinden, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit specifieke geval anders is. Van zulke omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Verdachte heeft de wetenschap weliswaar ontkend, maar zijn verklaringen bevatten vele tegenstrijdigheden en inconsistenties, niet alleen tussen de afzonderlijk afgelegde verklaringen maar ook in de afzonderlijke afgelegde verklaringen op zich. Dat verdachte wetenschap had van de harddrugs in zijn voertuig kan ook worden afgeleid uit zijn rijgedrag en zijn poging om te ontkomen aan de politie. Verder blijkt uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte, meer specifiek uit door hem gestuurde berichten en foto’s, dat hij bekend is met XTC-pillen. Ook volgen daaruit aanwijzingen dat hij zich in georganiseerd verband bezighield met de handel in XTC-pillen en hij kennelijk met dat doel in Nederland was. De verklaring van verdachte is daarom niet alleen op zichzelf maar ook tevens in het licht van deze feiten en omstandigheden ongeloofwaardig en moet daarom als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wist dat hij MDMA vervoerde en daarover kon beschikken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder 4.4. weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 mei 2025 te Raamsdonksveer, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 55.180 gram MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest. Zij baseert zich hiervoor op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie waarbij zij rekening houdt met de hoeveelheid, de straatwaarde en de rol van verdachte, die niet zomaar een koerier was maar onderdeel uitmaakte van een groter netwerk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit in het voordeel van verdachte rekening te houden met de omstandigheden van het geval. Zo valt uit het dossier af te leiden dat er door anderen misbruik is gemaakt van de positie van verdachte als zijnde een vreemde in een voor hem onbekend land. Daarnaast heeft verdachte zowel in Nederland als in Frankrijk geen legale verblijfsstatuswaardoor het vreemdelingenrecht van toepassing is en hij niet in aanmerking komt voor detentiefasering of voorwaardelijke invrijheidsstelling. Als gevolg hiervan zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor hem zwaarder uitpakken, wat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Tot slot verwijst de verdediging naar de uitspraak van rechtbank Rotterdam met ECLI-nummer 2025:4286 waarin voor MDMA niet is aangesloten bij straffen die in het algemeen voor harddrugs worden opgelegd, nu XTC een lagere straatwaarde heeft en minder verslavend is. Bepleit wordt deze uitspraak te volgen en een gelijksoortige gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 4 mei 2025 schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van ruim 55 kilogram Xtc-pillen. Het betreft hier een grote hoeveelheid harddrugs met een straatwaarde van naar schatting minstens 550.000 euro. De aangetroffen hoeveelheid is een indicatie dat verdachte actief is in de georganiseerde drugshandel, waarvan bekend is dat deze gepaard gaat met ernstige gevolgen voor de samenleving. Naast gezondheidsschade als gevolg van drugsgebruik gaat het onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte heeft daar niet of onvoldoende bij stilgestaan en blijkbaar enkel gehandeld uit eigen (financieel) belang.
De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het vervoer van harddrugs met een gewicht vanaf 20.000 gram geldt daarbij als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 50 maanden of hoger. Wanneer hierbij sprake is van een georganiseerd verband geldt een gevangenisstraf van 72 maanden of hoger. Gelet op het feit dat er sprake is van eendaadse samenloop zal de rechtbank de oriëntatiepunten voor het vervoer als uitgangspunt nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bij de strafmaat acht geslagen op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen. Daarbij heeft zij het strafblad van verdachte meegenomen in haar beoordeling. Daaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland met politie en justitie in aanraking is gekomen en hij in die zin als first offender moet worden beschouwd. Tot slot heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding in overweging genomen. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij tegen beter weten in ongeloofwaardige verklaringen is blijven afleggen en dus geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten. Verdachte heeft namelijk fors meer vervoerd en in het bezit gehad dan het hiervoor aangehaalde en maximaal gegeven oriëntatiepunt van 20.000 gram en hoger. Bovendien bevat het dossier aanwijzingen dat er sprake was van een georganiseerd verband. Dit alles in het licht van de proceshouding van verdachte maakt dat de rechtbank van oordeel is dat aan verdachte op zijn minst de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 maanden met aftrek van voorarrest moet worden opgelegd waartoe zij ook zal overgaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Onder verdachte een geldbedrag van 506,90 in beslag genomen. Voor zover dit beslag nog niet is afgewikkeld, beslist de rechtbank tot teruggave aan verdachte van dit geldbedrag aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55 van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijftig maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 506,90.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 4 mei 2025 te Raamsdonksveer, althans in Nederland opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad 55.180 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 1 ahf/ond a Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )