ECLI:NL:RBZWB:2025:5443

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
25/3248
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens premature ingebrekestellingen in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025, in de zaak met nummer BRE 25/3248, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een beslissing van 22 januari 2025. De rechtbank oordeelt echter dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser te vroeg een ingebrekestelling heeft gestuurd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een betrokkene eerst het bestuursorgaan in gebreke stellen nadat de beslistermijn is verstreken. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn eindigde op 13 augustus 2025, en dat eiser het UWV op 10 juni 2025 en 23 juli 2025 in gebreke heeft gesteld, terwijl de termijn nog niet was verstreken. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet beoordelen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en maakt deze uitspraak openbaar via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3248 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.L.J. Beljaarts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar tegen de beslissing van 22 januari 2025.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De betrokkene kan pas een ingebrekestelling sturen zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, dus niet vóór dat moment. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet kan beoordelen.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV zich terecht op het standpunt gesteld dat de beslistermijn eindigt op 13 augustus 2025. De rechtbank verwijst in dit verband naar de brief van het UWV van 17 juli 2025. Eiser heeft het UWV op 10 juni 2025 en op 23 juli 2025 in gebreke gesteld. Op die momenten was de beslistermijn echter nog niet verstreken.
3.2.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, op 14 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.