In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025, in de zaak met nummer BRE 25/3435, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de beslissing van 17 september 2024, waarin hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is toegekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft het UWV op 23 mei 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die het UWV moet betalen. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige heroverweging en de noodzaak om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan, indien hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.