ECLI:NL:RBZWB:2025:542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/02/426127 / FA RK 24-4026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Vlieger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag naar eenhoofdig ouderlijk gezag moeder, ondanks dat het gezag van de vader al van rechtswege geschorst is vanwege het gegeven dat zijn verblijfplaats onbekend is

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Y.I.B. Grosfeld, verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag van de moeder, omdat het gezag van de vader al van rechtswege geschorst was door zijn onbekende verblijfplaats. De man, die niet verschenen was op de zitting, had een verleden van geweld en intimidatie jegens de vrouw, wat leidde tot een contactverbod. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van het gezag in het belang van de minderjarige noodzakelijk was, gezien de omstandigheden en de onbereikbaarheid van de vader. De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de vrouw direct de benodigde beslissingen voor de minderjarige kon nemen. Het verzoek van de vrouw om wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige werd afgewezen, omdat dit niet door de rechtbank kon worden beoordeeld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/426127 / FA RK 24-4026
datum uitspraak: 31 januari 2025
beschikking betreffende gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. Y.I.B. Grosfeld te Breda,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 30 augustus 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de oproep van de man in de Staatscourant van 26 september 2024;
- het F9-formulier van 30 december 2024 van mr. Grosfeld met een aanvulling/wijziging van het verzoek.
Na de mondelinge behandeling is nog binnen gekomen en bij de beoordeling meegenomen:
- het F9-formulier van 13 januari 2025 van mr. Grosfeld.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 9 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad. Hoewel hij correct is opgeroepen, is de man niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de hiervoor genoemde [minderjarige] is geboren.
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hem.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] te wijzigen en te bepalen dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
subsidiair: een verklaring voor recht af te geven dat het gezag van de man ex artikel 1:253q jo. 1:253r eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege is geschorst;
II. de achternaam van [minderjarige] te wijzigen naar: ‘ [geslachtsnaam van de vrouw] ’.
3.2
Zoals mr. Grosfeld bij F9-formulier van 13 januari 2025 heeft bevestigd, heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gewijzigd en verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] te wijzigen en te bepalen dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
subsidiair, als het primaire verzoek wordt afgewezen en/of de beslissing op het primaire verzoek wordt aangehouden: een verklaring voor recht af te geven dat het gezag van de man ex artikel 1:253q jo. 1:253r eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege is geschorst;
II. de achternaam van [minderjarige] te wijzigen naar: ‘ [geslachtsnaam van de vrouw] ’.

4.De standpunten

4.1
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoeken aangegeven dat de man gedurende hun relatie steeds meer controle over haar wilde houden en dat hij haar meerdere malen ernstig heeft mishandeld en bedreigd, mede in het bijzijn van [minderjarige] . De man heeft haar bijvoorbeeld in oktober 2022 in haar been gestoken en eind oktober 2023 in haar buik gestoken en haar geslagen. De vrouw heeft er diverse littekens aan over gehouden. De vrouw is in november 2023 zonder [minderjarige] uit de woning gevlucht. De man heeft [minderjarige] meegenomen naar zijn ouders. Pas na tien dagen kreeg de vrouw [minderjarige] weer terug. De vrouw heeft aangifte tegen de man gedaan. Er geldt sinds eind 2023 een contactverbod voor de man. Dit verbod is nog steeds van kracht. De man heeft een strafblad. Op de veiligheidskaart van Veilig Thuis en het CJG staat dat de politie zich zorgen maakt over de veiligheid van de vrouw gezien de antecedenten van de man. Ook staat op deze veiligheidskaart dat er een dreiging is dat de man [minderjarige] zonder veiligheidsafspraken zal ophalen. De vrouw verzoekt om de wijziging van het gezag over [minderjarige] . Door de erkenning heeft de man van rechtswege mede het gezag over [minderjarige] gekregen. Er hebben sindsdien relevante wijzigingen van omstandigheden plaatsgevonden, waaronder het ernstige geweld en de verbreking van de relatie. De vrouw wil en kan op geen enkele manier contact hebben met de man. Zij is bang voor hem en zij heeft zich eindelijk aan zijn invloed kunnen onttrekken. Van haar kan niet verwacht worden dat zij samen met de man het gezag over [minderjarige] uitoefent.
Daarnaast werkt de man ook niet mee aan gezagsbeslissingen. In augustus 2024 heeft de rechtbank op verzoek van de vrouw vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een paspoort van [minderjarige] en voor een vakantie. De man heeft bij Veilig Thuis en bij het CJG aangegeven dat hij hulpverlening niet nodig vindt. Tijdens het raadsonderzoek in augustus 2024 heeft de man aangegeven dat hij zich met een hulpvraag tot begeleide omgang zou melden bij de gemeente, maar dat is ook niet gebeurd. [minderjarige] zal naar verwachting klem of verloren raken tussen zijn ouders en een wijziging van het gezag is ook anderszins in zijn belang noodzakelijk. Als de man het gezag behoudt, vreest de vrouw dat hij [minderjarige] van het kinderdagverblijf of van school zal gaan halen. Mede door het contactverbod heeft de vrouwal sinds november 2023 geen contact meer met de man. Inmiddels is er ook geen contact meer te krijgen met de man. Hij staat niet meer ingeschreven in Nederland en de vrouw weet niet waar hij verblijft. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar subsidiaire verzoek gewijzigd. Mocht er eerst een onderzoek door de Raad nodig zijn dan verzoekt zij om al wel een verklaring voor recht af te geven dat het gezag van de man op grond van artikel 1:253q jo. 1:253r, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege is geschorst. De vrouw wil dat de achternaam van [minderjarige] wordt gewijzigd in haar achternaam, omdat hij met haar een gezin vormt.
4.2
De Raad heeft naar voren gebracht dat er al drie keer een raadsonderzoek is gedaan. Er is eerder een verzoek tot ondertoezichtstelling door de kinderrechter afgewezen. Uit de onderzoeken van de Raad zijn zorgen over partijen naar voren gekomen. De Raad vermoedt dat er sprake is van intiem terreur vanuit de man richting de vrouw. Uit politiemeldingen blijkt een patroon van agressie door de man richting de vrouw. Tijdens het laatste raadsonderzoek in de zomer van 2024 is via (video)bellen contact geweest met de man. Het is de Raad niet bekend waar de man nu verblijft. De Raad kan het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig ouderlijk gezag volgen en ziet dit als de enige optie. De Raad vindt een nieuw onderzoek niet zinvol. Het is niet te verwachten dat met hulpverlening de situatie kan worden verbeterd. De Raad vreest dat communicatie en contact tussen de ouders mogelijk schadelijk is voor [minderjarige] , gezien het patroon van geweld. Daarnaast kan de man zijn gezag ook niet uitoefenen als hij geen contact heeft met of zicht heeft op [minderjarige] .

5.De beoordeling

Wijziging van het verzoek
5.1
Alvorens tot de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken over te gaan, zal de rechtbank zich eerst uitlaten over de tijdens de mondelinge behandeling gedane wijziging van het verzoek als bedoeld in overweging 3.2 hierboven. Op grond van de artikelen 283 jo 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verandering of vermeerdering van het verzoek schriftelijk plaats te vinden. In dit geval heeft de advocaat van de vrouw het verzoek pas tijdens de mondelinge behandeling mondeling gewijzigd en deze wijziging nadien schriftelijk bevestigd. Omdat de man niet is verschenen op de mondelinge behandeling, is hij naar het oordeel van de rechtbank onredelijk bemoeilijkt in het voeren van verweer hiertegen. Toepassing van artikel 130 lid 3 Rv betekent bovendien dat indien een belanghebbende niet in het geding is verschenen, een verandering of vermeerdering van het verzoek tegen die belanghebbende is uitgesloten, tenzij deze niet verschenen belanghebbende opnieuw wordt opgeroepen onder opgave van de verandering of vermeerdering van het verzoek (Hoge Raad 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3435). Dit laatste is niet gebeurd en ook niet verzocht. Om deze redenen acht de rechtbank de wijziging van het verzoek in strijd met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank zal deze wijziging daarom buiten beschouwing laten en het verzoek zoals onder 3.1 vermeld beoordelen.
Wijziging van het gezag
5.2
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank bepaalt dan aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder van de minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.3
Op grond van artikel 1:253q jo artikel 1:253r, eerste lid onder b, BW is de ouder onbevoegd tot gezag indien het bestaan of de verblijfplaats van die ouder onbekend is. Het gezag van die ouder is gedurende de tijd waarin deze omstandigheid zich voordoet van rechtswege geschorst.
5.4.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het gezag van de man over [minderjarige] van rechtswege is geschorst. De man is namelijk al enige maanden niet meer bereikbaar, staat niet meer ingeschreven op een adres in Nederland en zijn verblijfplaats is onbekend.
5.5
Ondanks deze van rechtswege schorsing van het gezag van de man acht de rechtbank voor de vrouw een belang aanwezig bij de beoordeling van haar primaire verzoek onder I tot wijziging van het gezag. Immers, de schorsing van het gezag is een tijdelijke situatie. Zodra de man weer bereikbaar is en/of. zijn verblijfplaats bekend wordt, vervalt deze schorsing en kan de man zijn gezag over [minderjarige] weer volledig uitoefenen.
5.6
De rechtbank stelt bij deze beoordeling voorop dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Sinds het gezamenlijke gezag van rechtswege door de erkenning is ontstaan, is de relatie tussen de man en de vrouw namelijk verbroken, hebben er meerdere en heftige geweldsincidenten tussen hen plaatsgevonden en is de man niet meer bereikbaar. Dit betekent dat de vrouw in haar verzoek tot wijziging van het gezag kan worden ontvangen.
5.7
De rechtbank ziet in dit geval redenen om af te wijken van het uitgangspunt dat de ouders na de verbreking van de relatie gezamenlijk het gezag dragen. De man en de vrouw worden niet in staat geacht te communiceren met elkaar over [minderjarige] . De vrouw heeft aangegeven dat er nog een contactverbod geldt van de man jegens de vrouw. Daarnaast volgt de rechtbank de Raad dat, gezien het patroon van geweld en intimidatie van de man naar de vrouw toe, contact en communicatie tussen deze ouders zelfs mogelijk schadelijk is voor [minderjarige] en in ieder geval niet in zijn belang. [minderjarige] is nog zeer jong en het is door de afwezigheid van de man inmiddels al enige periode relatief rustig voor hem. Op dit moment raakt hij nog niet klem of verloren tussen de ouders. Er komen echter binnen enkele jaren belangrijke beslissingen aan over hem die bij de instandhouding van het gezamenlijke gezag tussen de ouders gezamenlijk genomen moeten gaan worden, zoals de beslissing over de schoolkeuze De rechtbank acht deze situatie niet in het belang van [minderjarige] . De vrouw moet in het belang van [minderjarige] in staat worden gesteld deze keuzes alleen, zonder complicaties, over hem te kunnen maken.
5.8
Daarnaast heeft de man [minderjarige] al geruime tijd niet meer gezien en is hij niet op de hoogte van zijn ontwikkeling. De man is zelfs in het geheel niet bereikbaar. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de man niet in staat om een afweging te maken over welke beslissingen in het belang van [minderjarige] zijn.
5.9
Bovendien heeft de vrouw de gerede angst dat de man, zonder haar medeweten, plotseling verschijnt bij het kinderdagverblijf of (later) bij de school van [minderjarige] . Indien de man het gezag draagt, mag hij [minderjarige] daarvan ophalen. De onrust die dit voor [minderjarige] mee kan brengen, acht de rechtbank niet in zijn belang.
5.1
Om deze redenen acht de rechtbank de wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw onder I primair dan ook toewijzen en bepalen dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan haar toekomt.
5.11
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Wijziging geslachtsnaam – niet-ontvankelijk
5.12
In haar verzoek onder II, tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] , is de vrouw niet-ontvankelijk. Op grond van artikel 1:7 BW kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, namelijk alleen door de Koning worden gewijzigd. Een dergelijk verzoek dient bij de Dienst Justis (het Ministerie van Justitie en Veiligheid) ingediend te worden en kan niet aan de rechtbank ter beoordeling worden voorgelegd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige] Lahrach , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek onder II.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025 door mrDe Vlieger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.