ECLI:NL:RBZWB:2025:541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
02-200948-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld gepleegd tijdens carnaval met verwerping van noodweer

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tijdens carnaval. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen [benadeelde 1], maar niet tegen [benadeelde 2]. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat er geen noodweersituatie aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 februari 2023 in [plaats] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] door hem meermaals te slaan en te schoppen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, met vervangende hechtenis van 80 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij [benadeelde 1] recht had op een schadevergoeding van € 2.885,00, terwijl de vordering van [benadeelde 2] werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-200948-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2025, waarbij de officier
van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert (partieel) vrijspraak voor zover de beschuldiging ziet op het plegen van openlijk geweld tegen [benadeelde 2] , omdat op de beelden niet te zien is dat verdachte daar een aandeel in heeft gehad. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit (integraal) vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Primair stelt de verdediging daartoe dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] .
Voor zover de rechtbank constateert dat de volledig in het wit geklede persoon op de camerabeelden [benadeelde 1] is, stelt de verdediging subsidiair dat geen sprake is van het in vereniging plegen van openlijk geweld, waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Meer subsidiair stelt de verdediging dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, hetgeen volgens haar ook zou moeten leiden tot vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Openlijk geweld tegen [benadeelde 2]
Op basis van de camerabeelden en andere bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat openlijk in vereniging geweld is gepleegd tegen [benadeelde 2] door onder andere medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op de beelden van dat geweld is echter ook te zien dat verdachte dan op enige afstand daarvan staat zonder enige beweging te maken in de richting van [benadeelde 2] . Niet gebleken is van een andere inbreng door verdachte (zoals bijvoorbeeld het op afstand met woorden aanmoedigen van het geweld) die voldoende is om van medeplegen van dat openlijk geweld te kunnen spreken. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Openlijk geweld tegen [benadeelde 1]
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat openlijk geweld is gepleegd tegen [benadeelde 1] . Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medepleger is geweest van dat geweld.
Op de ook op zitting (vertraagd) afgespeelde beelden is te zien dat [benadeelde 1] naar voren komt gerend, terwijl er openlijk geweld tegen zijn vader [benadeelde 2] wordt gepleegd. [benadeelde 1] rent naar een in het zwart geklede persoon met witte sportschoenen die net daarvoor naar de op de grond liggende [benadeelde 2] heeft getrapt. Op dat moment is er op de beelden geen bloed te zien in het gezicht van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] slaat de in het zwart geklede persoon. Die slaat niet terug en rent weg, terwijl [benadeelde 1] blijft staan. Vervolgens rent verdachte op [benadeelde 1] af, die zich naar verdachte draait, en springt verdachte op [benadeelde 1] en pakt met beide handen zijn hoofd vast. Daarna stopt de opname.
Op basis van de aangifte van [benadeelde 1] , de verklaring van getuige [benadeelde 3] en een aantal medische geschriften kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat niet eerder dan aansluitend op de sprong van en het vastpakken door verdachte (openlijk in vereniging) geweld is gepleegd tegen [benadeelde 1] . Daarbij heeft hij namelijk onder andere bloedend letsel in zijn gezicht opgelopen. Bij dat openlijk geweld tegen [benadeelde 1] zijn volgens de verklaring van [benadeelde 3] in ieder geval ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken, omdat op de beelden duidelijk te zien is dat zij betrokken zijn bij het eerdere openlijk geweld tegen [benadeelde 2] . Getuige [benadeelde 3] zag dat ‘het groepje’ stopte met het inslaan en schoppen op [benadeelde 2] en vervolgens geweld pleegde tegen [benadeelde 1] . Kort hierna vertrok het groepje volgens haar in de richting van [straat 1] . Raadpleging van internet leert dat wanneer je vanaf het adres van [benadeelde 1] aan [straat 2] in [plaats] richting [straat 1] loopt de eerste kruisende (zij)straat [straat 3] is. In die [straat 3] zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden door de politie.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte de aanval op [benadeelde 1] heeft ingezet en met onder andere medeverdachte [medeverdachte 1] de plaats delict heeft verlaten. Het kan dan ook niet anders dan dat hij in de tussentijd actief betrokken is geweest bij het verdergaande openlijk geweld tegen [benadeelde 1] dat in vereniging is gepleegd. In dit verband constateert de rechtbank tot slot dat niemand heeft verklaard dat een persoon in een opvallend groen/oranje schildpadpak (lees: verdachte) zich heeft gedistantieerd van het geweld tegen [benadeelde 1] . Integendeel, [de verbalisant] , die verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] in [straat 3] trof, hoorde een paar minuten later van een collega dat ook de jongen met de groen/oranje outfit betrokken was bij ‘de mishandeling’. Nu verdachte niet betrokken was bij de mishandeling van vader [benadeelde 2] , moet dat de mishandeling van zoon [benadeelde 1] zijn geweest.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit voor zover dat ziet op [benadeelde 1] .
Anders dan de verdediging heeft bepleit, leidt een eventueel geslaagd beroep op noodweer niet tot vrijspraak. Daarom zal dit verweer besproken worden bij de strafbaarheid.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen , openlijk, te weten in de [straat 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] door die [benadeelde 1] meermaals tegen het hoofd en lichaam te slaan en te schoppen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Zij voert daartoe het volgende aan. Verdachte was in de veronderstelling dat de minderjarige [naam] werd aangevallen door iemand. Hierop heeft hij meteen gereageerd door die persoon te slaan. Daarom was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van een ander, waartegen hij mocht opkomen.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie en dat een beroep op noodweer daarom niet kan slagen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet er sprake zijn van een ogenblikkelijke, weder- rechtelijke aanranding, waaronder mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
Zoals hiervoor onder 4.3 beschreven, is op de camerabeelden te zien dat [benadeelde 1] een in het zwart geklede persoon - die kort daarvoor betrokken was bij het geweld tegen [benadeelde 2] - slaat. Die persoon rent echter weg van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] gaat niet achter hem of haar aan, maar blijft staan. Op dat moment is er geen sprake meer van (een dreigend) gevaar voor die in het zwart geklede persoon. Dan pas rent verdachte op [benadeelde 1] af, die zich naar verdachte toe draait, en springt op [benadeelde 1] .
Gelet op bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van een noodweersituatie en aan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Het verweer wordt daarom verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, bepleit de verdediging te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, gecombineerd met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen [benadeelde 1] , waarbij verdachte hem als eerste heeft aangevallen. [benadeelde 1] is daarbij geslagen en geschopt, ook tegen zijn hoofd terwijl hij al weerloos op de grond lag. Het geweld tegen [benadeelde 1] was onnodig en zinloos en [benadeelde 1] heeft daarbij fors letsel opgelopen: een gebroken neus, wonden in het gezicht die gehecht moesten worden, een hersenschudding en vier deels afgebroken tanden. Bovendien heeft het geweld plaatsgevonden bij de oprit van de ouderlijke woning van [benadeelde 1] aan de openbare weg tijdens carnaval. Aanwezige kennissen en vrienden en voorbijgangers zijn daarvan getuige geweest. Dit veroorzaakt of versterkt bij omstanders en anderen die daarvan kennis nemen gevoelens van onveiligheid.
Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank concluderen dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Weliswaar had hij die avond gedronken en amfetamine gebruikt, maar de rechtbank gelooft niet dat hij geen herinnering heeft aan wat er na het aanvliegen van [benadeelde 1] is gebeurd. Aan de andere kant heeft de rechtbank op de beelden ook gezien dat verdachte eerder tot twee keer toe een sussende rol heeft gespeeld. Dit zal de rechtbank in zijn voordeel meewegen.
In het rapport van 16 juli 2024 schat de reclassering het algemene recidiverisico en het risico op geweld in als laag-gemiddeld. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte zijn gedrag ten tijde van het feit enigszins normaliseert en dat hij in een vergelijkbare situatie hetzelfde zou handelen. Zij heeft daarom geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een gedragsinterventie.
Alles afwegende acht de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden. De rechtbank ziet geen reden om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Verdachte was voor dit feit niet eerder met justitie in aanraking geweest en sindsdien is niet gebleken van een nieuw strafbaar feit.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 1] :
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert - na vermeerdering van eis - een schadevergoeding van in totaal € 161.492,18, bestaande uit:
- € 103.660,92 € 103.660,92 aan materiële schade, bestaande uit:
 € 483,00 aan kledingschade;
 € 100,00 aan reis-, telefoon- en portokosten;
 € 770,00 aan eigen bijdrage zorgkosten;
 € 102.307,92 aan verlies arbeidsvermogen;
- € 40.000,00 € 40.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit:
 € 35.000,00 aan smartengeld;
 € 5.000,00 aan affectieschade
  • € 17.423,49 aan reeds berekende wettelijke rente;
  • € 407,77 aan kosten factuur medisch adviseer.
Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten van € 5.787,00.
De verdediging heeft de schadeposten gemotiveerd betwist.
De rechtbank heeft eerder overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade en factuur medisch adviseer
De gevorderde materiële schade voor de eigen bijdrage over 2023 van € 385,00 acht de rechtbank toewijsbaar. De rechtbank acht het aannemelijk dat de eigen bijdrage in dat jaar is verbruikt en er is sprake van een causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en deze schade.
Voor de overige gevorderde materiële schade en de kosten van de factuur van de medisch adviseur zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De rechtbank acht deze schade voor nu - in het licht van de gemotiveerde betwisting - onvoldoende onderbouwd. De rechtbank acht hiervoor nader onderzoek noodzakelijk en dat levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dit gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Smartengeld
Smartengeld betreft een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen door het bewezen verklaarde handelen van onder meer verdachte. Reeds om die reden heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van smartengeld. De rechtbank stelt de smartengeldvergoeding naar billijkheid vast op € 2.500,00. De vordering zal voor dat bedrag worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
Affectieschade
Alleen al omdat de gestelde affectieschade van de benadeelde partij geen rechtstreeks gevolg is van het in deze zaak bewezen verklaarde feit, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over het toegekende schadebedrag vanaf 21 februari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Proceskosten
De gevorderde proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 476,00. Voor de begroting van dit bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het per 1 februari 2024 geldende liquidatietarief kanton, nu de benadeelde partij is bijgestaan door een gemachtigde. Mede door de gebrekkige onderbouwing van diverse schadeposten is het bedrag dat uiteindelijk wordt toegewezen veel lager dan het bedrag van de gevorderde hoofdsom. Daarom acht de rechtbank het passend om aan te sluiten bij het tarief van het toegekende bedrag, te weten € 238,00 per punt (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de toelichting op zitting). Voor het overige zal de rechtbank de gevorderde proceskosten afwijzen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door een of meer van de mededaders is betaald, en andersom.
[benadeelde 2] :
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert - na vermindering van eis - een totale schade vergoeding van € 20.100,00, bestaande uit € 100,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade, waaronder € 2.500,00 smartengeld en € 17.500,00 aan affectieschade. Ook vordert hij € 614,00 aan proceskosten.
De verdediging heeft de schadeposten gemotiveerd betwist.
Alleen al omdat de gestelde materiële schade en immateriële schade, voor zover die ziet op het smartengeld, geen rechtstreeks gevolg zijn van het in deze zaak bewezen verklaarde feit, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Verdachte wordt immers vrijgesproken van het ten laste gelegde geweld tegen deze benadeelde partij.
De gevorderde affectieschade voor het bewezen verklaarde geweld tegen de zoon van de benadeelde partij zal worden afgewezen. Het door de zoon opgelopen letsel kan naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet worden aangemerkt als ernstig en blijvend letsel. Alleen dan is het op grond van de Wet affectieschade voor naasten van een slachtoffer mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen.
Gelet op voornoemde beslissingen is voor een proceskostenvergoeding geen aanleiding.
[benadeelde 4] en [benadeelde 3] :
De benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 3] vorderen een totale schade- vergoeding van respectievelijk € 17.500,00, bestaande uit affectieschade, en € 19.523,96, bestaande uit (onder meer) smartengeld en affectieschade. Ook hebben zij beiden € 614,00 aan proceskosten gevorderd.
De verdediging heeft de schadeposten gemotiveerd betwist.
De vorderingen van de benadeelde partijen zal worden afgewezen. Om voor vergoeding van smartengeld in aanmerking te komen moet sprake zijn van een zelfstandige onrechtmatige daad tegenover de benadeelde partijen en daarvan is geen sprake. Het opgelopen letsel kan naar het oordeel van de rechtbank voorts niet worden aangemerkt als ernstig en blijvend letsel. Alleen dan is het op grond van de Wet affectieschade voor naasten van een slachtoffer mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 (tachtig) dagen;
Benadeelde partijen
[benadeelde 2]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering voor zover die ziet op de materiële schade en het smartengeld;
-wijst de vordering van de benadeelde partij voor zover die ziet op de affectieschade en proceskosten af;
[benadeelde 4] en [benadeelde 3]
-wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 3] af;
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.885,00, waarvan € 385,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het volledige bedrag;
- wijst de vordering tot affectieschade en vergoeding van smartengeld voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat deel, voor zover dat ziet op de materiele schade, bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 476,00;
- wijst de gevorderde proceskosten voor het overige af;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde 1] , € 2.885,00te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling
38 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door R.J.H. de Brouwer, voorzitter, J.C.A.M. Los en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen , openlijk, te wetende in de [straat 2] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] meermaals, althans eenmaal, in het gezicht althans tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen.
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )