ECLI:NL:RBZWB:2025:5400

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438776 / JE RK 25-1490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Vork
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 12 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen bij de moeder voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij beide ouders, vooral gezien de agressieve en onberekenbare houding van de vader, die eerder heeft gedreigd met ontvoering. De kinderrechter heeft op basis van de ontvangen informatie geoordeeld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat de veiligheid van [minderjarige] in het geding is. Daarom is besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en de GI de machtiging te geven om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad, de ouders en de GI zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling om hun mening te geven over het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/438776 / JE RK 25-1490
Datum uitspraak: 12 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • het mondelinge verzoek van de Raad op 12 augustus 2025;
  • de schriftelijke bevestiging van het verzoek van de Raad met bijlagen, ontvangen op 13 augustus 2025.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] staat ingeschreven op het woonadres van de moeder. Van dinsdag tot donderdag verblijft [minderjarige] bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder, te weten de moeder, te verlenen voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ook verzoekt de Raad hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.

4.De beoordeling

Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 1:257, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, BW is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen.
4.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
De kinderrechter heeft de volgende informatie ontvangen. De vader heeft eerder zorgen geuit over mogelijk seksueel misbruik van [minderjarige] door overgrootouders moederszijde, waarvan hij op 7 augustus 2025 een concrete melding heeft gemaakt. De vader voelt zich door de hulpverlening niet serieus genomen in zijn zorgen, waardoor hij geagiteerd is en zich verbaal agressief en intimiderend gedraagt. Op 11 augustus 2025 heeft de vader zich bij de huisartsenpost in [woonplaats] agressief en dwingend opgesteld en bij de politie heeft hij aangegeven dat hij op het punt stond om [minderjarige] te ontvoeren. Dit zou de vader in berichten ook naar de moeder hebben gestuurd. De politie is naar de woning van de vader gegaan, waarna de vader is aangehouden en een nacht in de [PI] heeft doorgebracht. Vanuit de politie zijn zorgen gemeld over de vader met betrekking tot verwaarlozing van zijn omgeving, drugs en agressie en de politie heeft laten weten de vader in staat te achten om [minderjarige] mee te nemen en niet meer terug te brengen.
Op 12 augustus 2025 heeft de casusregisseur telefonisch contact met de vader gehad over de zorgregeling met [minderjarige] en het maken van veiligheidsafspraken hierover. De vader was echter niet bereid om hieraan mee te werken en heeft zich verbaal agressief opgesteld richting de casusregisseur. Op diezelfde dag krijgt de casusregisseur de melding vanuit de moeder dat de vader bij de kinderopvang van [minderjarige] staat en eist om haar mee te krijgen. [minderjarige] is op dat moment niet bij de kinderopvang, maar op een veilige plek. Ondanks herhaald advies van de politie en de casusregisseur stemt de moeder niet in met de plaatsing van [minderjarige] in een Veilige Opvang. Wel is de moeder samen met [minderjarige] naar een plek gegaan die in haar ogen veilig is en is afgestemd met de politie, maar dit is niet zeker.
4.5.
Op grond van de bovenstaande informatie, zoals mondeling toegelicht en weergegeven in het verzoekschrift van de Raad, komt de kinderrechter tot het oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 BW). De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige] bij beide ouders en haar veiligheid. De kans bestaat dat [minderjarige] getuige wordt van nieuwe escalaties of spanningen tussen de ouders, nu beide ouders verschillende verhalen over de zorgen hebben. Daarbij komt dat de toestand van de vader onberekenbaar is en hij meermaals uitlatingen heeft gedaan over het ontvoeren van [minderjarige] . Door de dreigingen van het onttrekken van [minderjarige] aan het ouderlijk gezag, de toenemende zorgen en escalaties tussen de ouders, het niet naleven van de veiligheidsafspraken en het onvoldoende meewerken aan de hulpverlening is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] acuut en ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen (artikel 1:257 BW).
4.6.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding dat [minderjarige] dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst bij de andere ouder, te weten de moeder. Het verhoor van de belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . Er is geprobeerd om een machtiging tot uithuisplaatsing te voorkomen, maar de minder ingrijpende mogelijkheden zijn uitgeput. De hulpverlening is onvoldoende toereikend gebleken en de vader geeft geen toestemming voor het verblijf van [minderjarige] bij de moeder, hetgeen wel nodig is nu het hoofdverblijf van [minderjarige] niet formeel bij de moeder is bepaald.
4.7.
Daarom stelt de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht en machtigt de kinderrechter de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij de andere ouder, te weten de moeder, voor de duur van twee weken met ingang van met ingang van 12 augustus 2025 en tot 26 augustus 2025 onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
4.9.
De Raad, de moeder, de vader en de GI worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna vermelde mondelinge behandeling. Verdere beslissingen op het verzoekschrift zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 12 augustus 2025 en tot 26 augustus 2025;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder, te weten de moeder, met ingang van 12 augustus 2025 en tot 26 augustus 2025;
5.3.
verklaart de beslissing onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
5.5.
roept de Raad, de moeder, de vader en de GI op voor de zitting van mr. Verschoor-Bergsma op
[datum] 2025 om [uur](voor de duur van 45 minuten) in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan Kousteensedijk 2 (4331 JE) in Middelburg;
5.6.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. De Beer, kinderrechter, op 12 augustus 2025 en schriftelijk vastgelegd op 13 augustus 2025 in tegenwoordigheid van mr. Vork, griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.