ECLI:NL:RBZWB:2025:540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
02-199203-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd tijdens carnaval door verdachte tegen meerdere personen

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tijdens carnaval. De verdachte heeft meerdere malen geweld gepleegd tegen drie personen, waarbij hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 200 uur. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 januari 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld tegen de slachtoffers, en dat er geen rechtvaardiging was voor zijn handelen. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die door het geweld schade hadden geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-199203-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2025, waarbij de officier
van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 1 en 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1. Primair stelt zij daartoe dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het toegepaste geweld.
Subsidiair stelt zij daartoe dat verdachte heeft gehandeld uit (tardief) noodweer(exces), hetgeen volgens haar ook zou moeten leiden tot vrijspraak.
Feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 2. Primair stelt zij daartoe dat op grond van de verklaringen niet kan worden vastgesteld wat de exacte toedracht van het incident is geweest, welke rol verdachte en de medeverdachte daarin hebben gespeeld en welke handelingen zij hebben verricht. De verklaringen lopen daarvoor teveel uiteen.
Voor zover de rechtbank wel handelingen van verdachte en de medeverdachte kan duiden, stelt de verdediging subsidiair dat de handelingen geen openlijk geweld in vereniging opleveren, waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Meer subsidiair stelt de verdediging dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, hetgeen eveneens zou moeten leiden tot vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Gelet op de chronologie van de gebeurtenissen zal de rechtbank eerst feit 2 en dan feit 1 bespreken.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte met in ieder geval [medeverdachte 1] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3] . De waarnemingen van de rechtbank van de ook op zitting (vertraagd) afgespeelde beelden van het zogenaamde ‘vlagincident’ geven geen reden te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 3] . Toen hij verdachte aansprak op het wegnemen van de vlag van de kapsalon van de zus van [benadeelde 3] , probeerde verdachte op enig moment [benadeelde 3] een kopstoot te geven. Daarop duwde [benadeelde 3] hem, waarna [medeverdachte 1] boven op [benadeelde 3] sprong. Daardoor vielen [benadeelde 3] en [medeverdachte 1] op de grond, waar zij schoppende bewegingen naar [benadeelde 3] heeft gemaakt en hem een keer heeft geraakt. Op de beelden is te zien dat verdachte door de duw van [benadeelde 3] als eerste valt (in een struik), maar daarna opstaat en naar [benadeelde 3] en [medeverdachte 1] komt als die nog op de grond liggen. In de buurt van [benadeelde 3] zijn dan slaande bewegingen te zien en de weer opgestane [medeverdachte 1] trapt nog in de richting van [benadeelde 3] . Verdachte zelf heeft op zitting verklaard dat hij de man van de vlag (= [benadeelde 3] ) een klap heeft gegeven. Als [benadeelde 3] naar de overkant van de straat loopt, dringen in ieder geval verdachte en [medeverdachte 1] nog naar hem op, waarbij ook een slaande beweging in de richting van [benadeelde 3] is te zien. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet vereist dat daarover voorafgaand aan het incident afspraken zijn gemaakt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 2.
Feit 1
Openlijk geweld tegen [benadeelde 2]
Op basis van de camerabeelden en andere bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat openlijk in vereniging geweld is gepleegd tegen [benadeelde 2] door onder andere verdachte en [medeverdachte 1] . Op de beelden is te zien dat [benadeelde 2] naar de grond wordt gewerkt. Verdachte maakt bewegingen in de richting van [benadeelde 2] en is mee naar de grond gegaan. [medeverdachte 1] maakt ondertussen schoppende bewegingen naar [benadeelde 2] en een in het zwart geklede persoon met witte schoenen maakt trapbewegingen van boven naar beneden op [benadeelde 2] . Verder is te zien dat twee personen verdachte met moeite wegtrekken, terwijl verdachte zich verzet en probeert terug te gaan naar [benadeelde 2] .
Openlijk geweld tegen [benadeelde 1]
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat openlijk geweld is gepleegd tegen [benadeelde 1] . Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medepleger is geweest van dat geweld.
Op de ook op zitting (vertraagd) afgespeelde beelden is te zien dat [benadeelde 1] naar voren komt gerend, terwijl er door onder andere verdachte openlijk geweld tegen zijn vader [benadeelde 2] wordt gepleegd. [benadeelde 1] rent naar een in het zwart geklede persoon met witte sportschoenen, die net daarvoor naar de op de grond liggende [benadeelde 2] heeft getrapt. [benadeelde 1] slaat de in het zwart geklede persoon. Die slaat niet terug en rent weg, terwijl [benadeelde 1] blijft staan. Vervolgens rent [medeverdachte 2] op [benadeelde 1] af, die zich naar [medeverdachte 2] draait, en springt [medeverdachte 2] op [benadeelde 1] en pakt met beide handen zijn hoofd vast. Daarna stopt de opname.
Op basis van de aangifte van [benadeelde 1] , de verklaring van [benadeelde 4] en een aantal medische geschriften kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat aansluitend op de sprong van en het vastpakken door [medeverdachte 2] (openlijk in vereniging) geweld is gepleegd tegen [benadeelde 1] . Bij dat openlijk geweld tegen [benadeelde 1] zijn volgens de verklaring van [benadeelde 4] in ieder geval ook verdachte en [medeverdachte 1] betrokken. De getuige heeft namelijk verklaard dat de groep die geweld tegen [benadeelde 2] pleegde op enig moment stopte met het geweld tegen [benadeelde 2] en zich richtte op [benadeelde 1] . [benadeelde 1] kreeg van de groep klappen op zijn gezicht en nog een aantal keer trappen tegen zijn schouder en hoofd. [benadeelde 4] verklaart dat de groep die geweld pleegde tegen [benadeelde 1] kort hierna vertrok in de richting van de [benadeelde 2] . Raadpleging van internet leert dat wanneer je vanaf het adres van [benadeelde 1] aan de [straat 1] [huisnummer 1] in [plaats] richting de [benadeelde 2] loopt de eerste kruisende (zij)straat de [straat 1] is. In die [straat 1] zijn verdachte en [medeverdachte 2] aangehouden door de politie.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit jegens [benadeelde 2] en [benadeelde 1] .
Anders dan de verdediging heeft bepleit, leidt een eventueel geslaagd beroep op noodweer niet tot vrijspraak, maar tot ontslag van alle rechtsvervolging. Daarom zal dit verweer aan de orde komen onder de strafbaarheid van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen, openlijk, te weten in de [straat 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] door die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] meermaals, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te trappen en/of te schoppen;
2.
op 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen, openlijk, te weten in de [straat 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 3] , door die [benadeelde 3] eenmaal tegen het hoofd te trappenen eenmaal tegen het lichaam te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
Feit 2
De verdediging stelt dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Zij voert daartoe aan dat de handelingen van verdachte een gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [benadeelde 3] . [benadeelde 3] kwam agressief op verdachte en medeverdachte aflopen, omdat verdachte de vlag wilde pakken en duwde verdachte en de medeverdachte in de struiken.
Feit 1
De verdediging stelt dat aan verdachte een geslaagd beroep op (tardief) noodweer(exces) toekomt als het gaat om geweld tegen [benadeelde 2] . Zij voert daartoe aan dat de handelingen van verdachte een gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door anderen. Daarbij zou zijn vriendin [medeverdachte 1] zijn geslagen door een man met een zilveren oorbel en de ogen van verdachte werden uitgedrukt door [benadeelde 1] . Verdachte zou hierop hebben gereageerd om [medeverdachte 1] en zichzelf te ontzetten.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 1 en 2
De officier van justitie stelt dat bij beide feiten geen sprake is geweest van een noodweersituatie en dat een beroep op (tardief) noodweer(exces) daarom niet kan slagen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op (tardief) noodweer(exces) moet er sprake zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan bij beide feiten geen sprake is geweest en verwerpt het verweer. Zij overweegt daartoe het volgende.
Feit 2: geweld tegen [benadeelde 3]
De rechtbank ziet op de camerabeelden niet dat [benadeelde 3] agressief op verdachte en [medeverdachte 1] afloopt. Integendeel, hij loopt rustig op verdachte af en vervolgens heeft die ruim twintig seconden de tijd gehad om de vlag terug te geven, maar dat niet gedaan. Dat [benadeelde 3] in die tijd op enig moment de vlag heeft vastgepakt kan niet als een wederrechtelijke aanranding worden gezien. Het was juist verdachte die zich de vlag wederrechtelijk had toegeëigend. De vlag vastpakken toen verdachte die niet af wilde geven, was een terechte en passende keuze van [benadeelde 3] . Dat geldt ook voor het wegduwen van verdachte toen die een kopstootbeweging naar [benadeelde 3] maakte. [medeverdachte 1] is samen met [benadeelde 3] gevallen, omdat zij tegen [benadeelde 3] opsprong.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een noodweersituatie en aan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Het verweer wordt daarom verworpen.
Feit 1: geweld tegen [benadeelde 2]
Ook bij het geweld tegen [benadeelde 2] is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie. [medeverdachte 1] heeft als getuige op zitting meerdere keren verklaard dat zij de klap van de man met de zilveren oorbel, van wie zij vermoedt dat dit [benadeelde 2] is geweest, twintig à dertig meter verderop ter hoogte van de [straat 1] [huisnummer 2] , zou hebben gekregen. Het geweld tegen [benadeelde 2] heeft echter voor de oprit van zijn woning plaatsgevonden en niet aannemelijk is geworden dat [benadeelde 2] zelf geweld heeft gebruikt. Zoals op zitting al naar voren gebracht, constateert de rechtbank dat [medeverdachte 1] en verdachte op enig moment dus terug moeten zijn gelopen naar de oprit van de woning van [benadeelde 2] . Zij hebben op die manier bewust de confrontatie gezocht met de daar aanwezige [benadeelde 2] en anderen. Dat [benadeelde 2] daar vervolgens een aanleiding zou hebben gegeven die het geweld tegen hem rechtvaardigde, is niet aannemelijk geworden.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, bepleit de verdediging om acht te slaan op het adolescentenstrafrecht en om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar eventueel een voorwaardelijke straf, gecombineerd met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met anderen tijdens carnaval openlijk geweld gepleegd tegen drie slachtoffers. Het eerste geweldsincident ontstond omdat [benadeelde 3] terecht de vlag van de kapsalon van zijn zus terugvroeg aan verdachte. Enige tijd later richtte het geweld zich tegen [benadeelde 2] die daarbij licht gewond raakte en vervolgens tegen [benadeelde 1] die daarbij fors letsel opliep: een gebroken neus, wonden in het gezicht die gehecht moesten worden, een hersenschudding en vier deels afgebroken tanden. Dat geweld vond plaats voor de oprit en woning van [benadeelde 2] . Het geweld tegen alle drie de slachtoffers was volstrekt onnodig en zinloos. Aanwezige kennissen en vrienden en voorbijgangers van beide incidenten getuige geweest. Dit veroorzaakt of versterkt bij hen en anderen die daarvan kennis nemen gevoelens van onveiligheid.
In het nadeel van verdachte stelt de rechtbank verder vast dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij heeft samen met anderen tot driemaal toe fors geweld gebruikt en lijkt desondanks nog steeds niet in te zien wat hij verkeerd heeft gedaan. Ook op zitting bleef hij zijn gedrag goedpraten en de schuld bij de slachtoffers leggen.
Hoewel verdachte tijdens het plegen van de feiten 19 jaar was, ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte functioneert conform zijn kalenderleeftijd en werkt fulltime. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Anders dan door de verdediging bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding van dit advies af te wijken.
De reclassering schat het algemene recidiverisico in als laag en het risico op geweld als gemiddeld. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte zijn gedrag normaal vindt en in een toekomstige vergelijkbare situatie hetzelfde zou handelen. Ondanks de zorgen op een aantal leefgebieden acht de reclassering het echter niet nodig om aan verdachte interventies of een reclasseringstoezicht op te leggen. De rechtbank ziet hiervoor ook geen aanleiding.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 200 uren opleggen, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Dit is fors lager dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is met de officier van justitie eens dat verdachte voor deze feiten naar de gevangenis moet, maar vertrouwt erop dat met één maand daadwerkelijk zitten en een taakstraf van 200 uren het verdachte meer dan voldoende duidelijk is dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd. Gelet op zijn jonge leeftijd en huidige stabiele leven, kiest de rechtbank er bewust voor om dat niet langer te doorkruisen dan strikt noodzakelijk is.

7.De benadeelde partijen

Feit 1
[benadeelde 1] :
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert - na vermeerdering van eis - een schadevergoeding van in totaal € 161.492,18, bestaande uit:
- € 103.660,92 € 103.660,92 aan materiële schade, bestaande uit:
 € 483,00 aan kledingschade;
 € 100,00 aan reis-, telefoon- en portokosten;
 € 770,00 aan eigen bijdrage zorgkosten;
 € 102.307,92 aan verlies arbeidsvermogen;
- € 40.000,00 € 40.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit:
 € 35.000,00 aan smartengeld;
 € 5.000,00 aan affectieschade
  • € 17.423,49 aan reeds berekende wettelijke rente;
  • € 407,77 aan kosten factuur medisch adviseer.
Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten van € 5.787,00.
De verdediging heeft de schadeposten gemotiveerd betwist.
De rechtbank heeft eerder overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit tegen de benadeelde partij heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade en factuur medisch adviseer
De gevorderde materiële schade voor de eigen bijdrage over 2023 van € 385,00 acht de rechtbank toewijsbaar. De rechtbank acht het aannemelijk dat de eigen bijdrage in dat jaar is verbruikt en er is sprake van een causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en deze schade.
Voor de overige gevorderde materiële schade en de kosten van de factuur van de medisch adviseur zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De rechtbank acht deze schade voor nu - in het licht van de gemotiveerde betwisting - onvoldoende onderbouwd. De rechtbank acht hiervoor nader onderzoek noodzakelijk en dat levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dit gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Smartengeld
Smartengeld betreft een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van onder meer verdachte. Reeds om die reden heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van smartengeld. De rechtbank stelt de smartengeldvergoeding naar billijkheid vast op € 2.500,00. De vordering zal voor dat bedrag worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
Affectieschade
De gevorderde affectieschade zal word afgewezen. Het opgelopen letsel van [benadeelde 2] kan naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet worden aangemerkt als ernstig en blijvend letsel. Alleen dan is het op grond van de Wet affectieschade voor naasten van een slachtoffer mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over het toegekende schadebedrag vanaf 21 februari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Proceskosten
De gevorderde proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 476,00. Voor de begroting van dit bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het per 1 februari 2024 geldende liquidatietarief kanton, nu de benadeelde partij is bijgestaan door een gemachtigde. Mede door de gebrekkige onderbouwing van diverse schadeposten is het bedrag dat uiteindelijk wordt toegewezen veel lager dan het bedrag van de gevorderde hoofdsom. Daarom acht de rechtbank het passend om aan te sluiten bij het tarief van het toegekende bedrag, te weten € 238,00 per punt (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de toelichting op zitting). Voor het overige zal de rechtbank de gevorderde proceskosten afwijzen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door een of meer van de mededaders zijn betaald, en andersom.
Eigen schuld?
De verdediging heeft een beroep gedaan op de eigen schuld van de benadeelde partij. Van een vermindering van de vergoedingsplicht van een aansprakelijke partij kan sprake zijn als de ontstane schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat de ontstane schade, veroorzaakt door het door verdachte en zijn mededaders gebruikte geweld, enkel kan worden toegerekend aan verdachte en zijn mededaders.
[benadeelde 2] :
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert - na vermindering van eis - een totale schade- vergoeding van € 20.100,00, bestaande uit € 100,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade, waaronder € 2.500,00 smartengeld en € 17.500,00 aan affectieschade. Ook vordert hij € 614,00 aan proceskosten.
De verdediging heeft de schadeposten gemotiveerd betwist.
De rechtbank heeft eerder overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit tegen de benadeelde partij heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van zijn vordering, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
Smartengeld
Smartengeld betreft een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen door het bewezen verklaarde handelen van onder meer verdachte. Reeds om die reden heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van smartengeld. De rechtbank acht in deze zaak een vergoeding van € 1.000,00 billijk. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Affectieschade
De gevorderde affectieschade wordt afgewezen. Het opgelopen letsel van [benadeelde 1] kan naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet worden aangemerkt als ernstig en blijvend letsel. Alleen dan is het op grond van de Wet affectieschade voor naasten van een slachtoffer mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over het toegekende schadebedrag vanaf 21 februari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door een of meer van de mededaders zijn betaald, en andersom.
Proceskosten
De gevorderde proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 270,00. Voor de begroting van dit bedrag heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het per 1 februari 2024 geldende liquidatietarief kanton, nu de benadeelde partij is bijgestaan door een gemachtigde. Nu het bedrag dat uiteindelijk wordt toegewezen fors afwijkt van de hoogte van het bedrag van de gevorderde hoofdsom acht de rechtbank, mede door de gebrekkige onderbouwing van diverse schadeposten, het passend om aan te sluiten bij het tarief van het toegekende bedrag, te weten € 135,00 per punt (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de zitting). Voor het overige worden de gevorderde proceskosten afgewezen.
[benadeelde 5] en [benadeelde 4] :
De benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 4] vorderen een totale schade- vergoeding van respectievelijk € 17.500,00, bestaande uit affectieschade, en € 19.523,96, bestaande uit (onder meer) smartengeld en affectieschade. Ook hebben zij beiden € 614,00 aan proceskosten gevorderd.
De verdediging heeft de schadeposten gemotiveerd betwist.
De vorderingen van de benadeelde partijen worden afgewezen. Om voor vergoeding van smartengeld in aanmerking te komen moet sprake zijn van een zelfstandige onrechtmatige daad tegenover de benadeelde partijen en daarvan is geen sprake. Het opgelopen letsel kan naar het oordeel van de rechtbank voorts niet worden aangemerkt als ernstig en blijvend letsel. Alleen dan is het op grond van de Wet affectieschade voor naasten van een slachtoffer mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoerwordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 (honderd) dagen;
Benadeelde partijen
Feit 1
[benadeelde 5] en [benadeelde 4]
-wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 4] af;
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.885,00, waarvan € 385,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het volledige bedrag;
- wijst de vordering tot affectieschade en vergoeding van smartengeld voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in het overige deel van zijn vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze voor dat deel bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 476,00;
- wijst de gevorderde proceskosten voor het overige af;
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.000,00aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het volledige bedrag;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in het overige deel van zijn vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze voor dat deel bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van affectieschade en vergoeding van smartengeld voor het overige af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 270,00;
- wijst de gevorderde proceskosten voor het overige af;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen ten behoeve van de
* benadeelde partij
[benadeelde 1] , € 2.885,00te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
38 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
* de benadeelde partij
[benadeelde 2] , € 1.000,00te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag der voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
20 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele bedragen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door R.J.H. de Brouwer, voorzitter, J.C.A.M. Los en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij, op of omstreeks 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen , openlijk, te wetende in de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] meermaals, althans eenmaal, in het gezicht althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen , openlijk, te wetende in de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 3] door die [benadeelde 3] meermaals, althans eenmaal, in het gezicht althans tegen het hoofd althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen.
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )