Op 17 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat hij rust en stabiliteit ervaart in zijn verblijfplaats. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader zijn verlengd voor de duur van een jaar, tot 26 juli 2026. De kinderrechter heeft ook mr. [de bijzondere curator] herbenoemd tot bijzondere curator voor [minderjarige]. De zaak is gestart op verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die de ondertoezichtstelling aanvraagt. Tijdens de mondelinge behandeling is [minderjarige] gehoord, evenals zijn ouders en de bijzondere curator. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], die niet door de ouders in het vrijwillig kader kan worden weggenomen. De ouders zijn niet in staat om gezagsbeslissingen in onderling overleg te nemen, wat leidt tot onrust en spanningen voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en benadrukt dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van [minderjarige] en het contact met zijn moeder te monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.