ECLI:NL:RBZWB:2025:539

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
02-199206-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld gepleegd tijdens carnaval met verwerping van noodweer

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon tijdens carnaval. De verdachte, geboren in 2003, heeft samen met een medeverdachte geweld gebruikt tegen [benadeelde 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, dat plaatsvond op 21 februari 2023 in de gemeente Gilze en Rijen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit beroep, omdat er geen noodweersituatie aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en legde een taakstraf van 180 uur op, met vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 3], [benadeelde 2], [benadeelde 4] en [benadeelde 5], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de schade geen rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter niet in de gelegenheid was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-199206-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2025, waarbij de officier
van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Primair stelt zij daartoe dat op grond van de verklaringen niet kan worden vastgesteld wat de exacte toedracht van het incident is geweest, welke rol verdachte en de medeverdachte daarin hebben gespeeld en welke handelingen zij hebben verricht. De verklaringen lopen daarvoor teveel uiteen.
Voor zover de rechtbank wel handelingen van verdachte en de medeverdachte kan duiden, stelt de verdediging subsidiair dat de handelingen nog geen openlijk geweld in vereniging opleveren, waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Meer subsidiair stelt de verdediging dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, hetgeen volgens haar ook zou moeten leiden tot vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De strafbaarstelling van openlijke geweldpleging in artikel 141 Wetboek van Strafrecht (Sr) maakt onderdeel uit van de in Titel V van Boek 2 Sr opgenomen misdrijven tegen de openbare orde. Niet noodzakelijk is dat het geweld gevolgen heeft gehad voor een of meer personen. Voldoende is dat het toegepaste geweld daartoe kon leiden. Waar het om gaat, is dat de fysieke gedragingen gericht tegen een of meer personen dermate gewelddadig zijn, dat sprake is van een aantasting van de openbare orde. Dat in deze zaak de tenlastelegging is gericht op geweld dat [benadeelde 1] heeft geraakt doet daar niet aan af.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte met in ieder geval [medeverdachte] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] . De (ook op zitting door de rechtbank waargenomen, vertraagd afgespeelde) beelden van het zogenaamde ‘vlagincident’ geven geen reden te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde 1] . Toen hij [medeverdachte] aansprak op het wegnemen van de vlag van de kapsalon van de zus van [benadeelde 1] probeerde [medeverdachte] op enig moment [benadeelde 1] een kopstoot te geven. Daarop duwde [benadeelde 1] [medeverdachte] , waarna verdachte bovenop [benadeelde 1] sprong. Daardoor vielen [benadeelde 1] en verdachte op de grond, waar zij schoppende bewegingen naar [benadeelde 1] heeft gemaakt en hem een keer heeft geraakt. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte] door de duw van [benadeelde 1] als eerste valt (in een struik), maar daarna opstaat en naar [benadeelde 1] en verdachte komt als die nog op de grond liggen. In de buurt van [benadeelde 1] zijn dan slaande bewegingen te zien en de weer opgestane verdachte trapt nog in zijn richting. Als [benadeelde 1] naar de overkant van de straat loopt, dringen in ieder geval verdachte en [medeverdachte] nog naar hem op, waarbij ook een slaande beweging in de richting van [benadeelde 1] is te zien. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet vereist dat daarover voorafgaand aan het incident afspraken zijn gemaakt.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, leidt een geslaagd beroep op noodweer bij openlijk geweld niet tot een vrijspraak. Dit verweer zal besproken worden bij de strafbaarheid.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen, openlijk, te weten in de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] , door die [benadeelde 1] eenmaal tegen het hoofd te trappen en eenmaal tegen het lichaam te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Zij voert daartoe aan dat de handelingen van verdachte een gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [benadeelde 1] . [benadeelde 1] kwam agressief op verdachte en medeverdachte aflopen, omdat hij de vlag wilde pakken en duwde verdachte en de medeverdachte in de struiken.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie en dat een beroep op noodweer daarom niet kan slagen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet er sprake zijn van een ogenblikkelijke, weder- rechtelijke aanranding, waaronder mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo’n aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is geweest en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank ziet op de camerabeelden niet dat [benadeelde 1] agressief op [medeverdachte] en verdachte afloopt. Integendeel, hij loopt rustig op [medeverdachte] af en vervolgens heeft [medeverdachte] ruim twintig seconden de tijd gehad om de vlag terug te geven, maar dat niet gedaan. Dat [benadeelde 1] in die tijd op enig moment de vlag heeft vastgepakt kan niet als een wederrechtelijke aanranding worden gezien. Het was juist [medeverdachte] die zich de vlag wederrechtelijk had toegeëigend. De vlag vastpakken toen [medeverdachte] die niet af wilde geven, was een terechte en passende keuze van [benadeelde 1] . Dat geldt ook voor het wegduwen van [medeverdachte] toen die een kopstootbeweging naar [benadeelde 1] maakte. Verdachte is samen met [benadeelde 1] gevallen, omdat zij tegen [benadeelde 1] opsprong.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een noodweersituatie en aan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Het verweer wordt daarom verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van honderdtachtig uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, bepleit de verdediging om acht te slaan op het adolescentenstrafrecht en aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar eventueel een voorwaardelijke straf, gecombineerd met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met ten minste één medeverdachte openlijk geweld gepleegd tegen [benadeelde 1] , omdat [benadeelde 1] terecht de vlag van de kapsalon van zijn zus terugvroeg van [medeverdachte] , de partner van verdachte. Verdachte heeft meerdere trappende bewegingen naar [benadeelde 1] gemaakt, ook op het moment dat zij al was opgestaan en [benadeelde 1] nog op de grond lag. Hierbij heeft verdachte [benadeelde 1] in ieder geval één keer tegen zijn hoofd geraakt. Het geweld tegen [benadeelde 1] was volstrekt onnodig en zinloos. Gelukkig heeft [benadeelde 1] er geen letsel aan overgehouden. Het geweld tegen [benadeelde 1] heeft bovendien plaatsgevonden midden op straat tijdens carnaval, waarvan voorbijgangers en buurtbewoners getuigen zijn geweest. Dit veroorzaakt of versterkt bij omstanders en anderen die daarvan kennis nemen gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ook op zitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen en de schuld van het incident bij [benadeelde 1] blijft leggen. Het incident heeft kennelijk ook geen indruk op verdachte gemaakt, aangezien zij vrijwel direct daarna een ander slachtoffer dat op de grond lag trapte. Op andere camerabeelden is immers te zien dat verdachte ook aan openlijk geweld tegen [benadeelde 2] heeft deelgenomen. Zij heeft dit bij de politie tijdens het tonen van de camerabeelden ook erkend. Hoewel verdachte niet is vervolgd voor het plegen van openlijk geweld tegen [benadeelde 2] , weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat zij doorging met geweld plegen (tegen een ander) nadat het geweld tegen [benadeelde 1] was gestopt.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 1 juli 2024. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 19 jaar oud en de reclassering heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er zijn geen aanknopingspunten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte gaat al geruime tijd niet meer naar school en er wordt geen noodzaak gezien voor pedagogische interventies. Ook beschikt verdachte over voldoende intellectueel vermogen om na te denken over risico’s, zaken af te wegen en keuzes maken. Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om van het reclasseringsadvies af te wijken.
Van belang is verder dat de reclassering het recidiverisico laag inschat. De reclassering heeft geen directe risicofactoren gezien in het leven van verdachte en vindt het niet nodig om haar interventies of een reclasseringstoezicht op te leggen. Ook de rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden. In afwijking van de eis van de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben een schadevergoeding gevorderd.
De gestelde geleden schade van deze benadeelde partijen is geen rechtstreeks gevolg van het in deze zaak bewezen verklaarde feit. Reeds om die reden zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen jegens verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 (negentig) dagen;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in hun vorderingen jegens verdachte.
Dit vonnis is gewezen door R.J.H. de Brouwer, voorzitter, J.C.A.M. Los en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
zij op of omstreeks 21 februari 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen , openlijk, te wetende in de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] door die [benadeelde 1] meermaals, althans eenmaal, in het gezicht althans tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen.
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )